COMBINED FORCES MARITIME COMPONENT COMMANDER

(CTF 150)

 

 

 

 

 

 
 
De Global War on Terrorisme medal is slechts aan een beperkt aantal Nederlanders uitgereikt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BAHREIN

OPERATION ENDURING FREEDOM

COMBINED FORCES MARITIME COMPONENT COMMANDER (CTF 150)

Duur: december 2005 - heden
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: onbekend
Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden:

De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten (VS) van 11 september 2001 werden door de internationale gemeenschap beschouwd als een gewapende aanval waartegen, op grond van artikel 51 van het VN-Handvest, de VS het recht op zelfverdediging toekwam. De VN-Veiligheidsraad bevestigde dit in resolutie 1368 (d.d. 12 september 2001). Ook het besluit van de Noord Atlantische Raad van de NAVO (12 september 2001) om artikel 5 van het Verdrag van Washington van toepassing te verklaren, vloeide voort uit datzelfde uitgangspunt. Na de aanslagen van 11 september 2001 werden de aanwijzingen steeds sterker dat Al Qa’ida hiervoor verantwoordelijk was. Nadat de Taliban in Afghanistan (die steun verleende aan Al Qa’ida in Afghanistan in de vorm van trainingskampen) wederom niet was ingegaan op de eisen zoals deze waren vastgelegd in VN Veiligheidsraad resoluties 1368 en 1373 (d.d. 28 september 2001) initieerden de VS Operatie Enduring Freedom. Deze operatie, waarbij een groot aantal landen zich aansloot, richt zich tegen militaire installaties van de Taliban en trainingskampen van Al Qa’ida in Afghanistan. Nederland verklaarde, op verzoek van de VS, bereid te zijn militaire bijdragen te willen leveren aan deze operatie. Na de veroordeling van de internationale gemeenschap van de aanslagen van 11 september 2001 en nadat Al Qa’ida niet was ingegaan op de eisen van de VS, was militaire actie, gegeven de omstandigheden, het meest aangewezen middel om Al Qa’ida en de Taliban te bestrijden. Op grond van deze overweging besloot Nederland met militaire middelen deel te nemen aan OEF. Desondanks was het voor Nederland belangrijk dat naast militaire acties, de aan OEF gerelateerde strijd tegen het internationale terrorisme, ook op andere fronten werd gestreden. Om die reden maakte Nederland er zich in internationaal verband sterk voor dat ook andere middelen werden ingezet, zoals het tegengaan van de financiering van terrorisme, de preventie, opsporing en bestraffing van terrorisme en deintensivering van de samenwerking tussen de diverse betrokken instanties.

Mandaat

De rechtsgrond voor de Nederlandse bijdrage aan OEF was artikel 51 van het VN-Handvest. De terroristische aanslagen in de VS van 11 september 2001 werden door de internationale gemeenschap beschouwd als een gewapende aanval waartegen, op grond van artikel 51 van het VN-Handvest, de VS het recht op zelfverdediging toekwam. Dit inherent right of selfdefence werd bevestigd in VN-resolutie 1368 (d.d. 12 september 2001) en door de gehele wereldgemeenschap erkend. Ook het besluit van de Noord Atlantische Raad van 12 september 2001 om artikel 5 van het Verdrag van Washington (NAVO-verdrag) van toepassing te verklaren, vloeide voort uit datzelfde uitgangspunt.

Nederlandse deelname

Met de beëindiging van de inzet van Hr. Ms. Tjerk Hiddes kwam in januari 2005 een voorlopig einde aan de Nederlandse bijdrage aan de Operatie Enduring Freedom. Een nieuwe bijdrage behoorde echter steeds tot de mogelijkheden en Nederland heeft daartoe de plaatsing van een liaisonofficier in het maritieme hoofdkwartier van Enduring Freedom te Bahrein in 2005 voortgezet. Bij het Amerikaanse Central Command in Tampa (Florida), dat het commando voert over de gehele operatie Enduring Freedom, heefteen internationale conferentie plaatsgevonden waar de behoeften aan en de beschikbaarheid van maritieme eenheden voor de operatie Enduring Freedom zijn geïnventariseerd. Daaruit bleek dat er een tekort bestond aan fregatten, bevoorradingsschepen en onderzeeboten. Tevens bleek er een behoefte zijn aan coalitielanden die bereid waren het commando te voeren over taakgroep 150 (CTF-150). In de afgelopen jaren hebben andere landen dan de VS steeds het commando over CTF-150 op zich genomen. CTF-150 bestreek de wateren rond het Arabisch schiereiland met uitzondering van het noorden van de Perzische Golf. Gezien het Amerikaanse verzoek tot het leveren van een bijdrage heeft de regering besloten van medio december 2005 tot eind april 2006 een LCF met commandostaf, een bevoorradingsschip en een onderzeeboot ter beschikking te stellen in de regio rond het Arabisch schiereiland. De commandostaf voerde vanaf zee het bevel over de fregatten van de coalitie in taakgroep 150. Met dit commando wordt het concept van het nieuwe LCF met commandostaf voor het eerst operationeel ingezet, waarbij gebruik werd gemaakt van de opgedane ervaringen tijdens eerdere Nederlandse deelnames aan de operatie Enduring Freedom. Het LCF, de Hr. Ms. Zeven Provinciën, wordt uitgerust met een Lynx helikopter en een 'boardingteam'. Over het stationeren van één of meer helikopters van coalitielanden aan boord van het bevoorradingsschip Hr. Ms. Amsterdam werden nog afspraken gemaakt. Tevens was Hr. Ms. Amsterdam geschikt voor het uitvoeren van 'boardings'. De onderzeeboot Hr. Ms. Bruinvis was beschikbaar voor waarnemings- en inlichtingentaken en ondersteunde de Nederlandse en overige eenheden van de coalitie.

Taken en wijze van optreden

In algemene zin gold dat de taken en bevoegdheden, waaronder de geheime 'Rules of Engagement', van de Nederlandse eenheden dezelfde waren als bij de eerdere inzet voor de operatie Enduring Freedom. Het ging hierbij om het uitvoeren van waarnemingen en inlichtingenverzameling, teneinde eventuele verplaatsingen van terroristische groeperingen en de smokkel van goederen, waaronder wapens en drugs, te signaleren. Gebleken is dat er een verband bestond tussen de smokkel van goederen en de financiering van terroristische groeperingen. Het onderscheppen van deze smokkel kreeg een hoge prioriteit. Het fregat kon tevens worden ingezet voor escorte- en beveiligingstaken. De voornaamste taak van het bevoorradingsschip was het op zee bevoorraden van coalitie-eenheden met diverse brandstoffen en goederen.
Verder konden de commandanten van het fregat en het bevoorradingsschip 'boardings' uitvoeren indien de gezagvoerder van het te onderzoeken schip zich daar niet tegen verzette. Bij deze 'boardings' konden, indien dit noodzakelijk werd geacht, enkele militairen van het Korps mariniers assisteren ter beveiliging. De 'boardingteams' kregen tevens de beschikking over tolken die deels door Pakistan, deels door het hoofdkwartier te Bahrein en deels door Nederland zouden worden geleverd. Indien aan boord verdachte goederen of personen werden aangetroffen, ging het Nederlandse personeel van boord en werden Amerikaanse eenheden op de hoogte gesteld.Niet onbelangrijk, want de Nederlandse Rules of Engagement verbieden het betreden van schepen zonder toestemming van de schipper. 'Enduring Freedom' mag dan een door de Verenigde Staten geleide operatie zijn, elk van de deelnemende landen aan deze coalitie heeft zo zijn eigen door regering en parlement opgedragen spelregels die te allen tijde voorgaan. In alle gevallen werden verdachte goederen of personen niet aan boord van Nederlandse schepen genomen. Eenheden onder Nederlands commando dienden zich te houden aan het internationale recht waaronder de Conventies van Genève.

Operatiegebied

CTF 150 had een enorm operatiegebied op zee: van de Straat van Hormuz en de Pakistaanse territoriale wateren in het noorden, via de Rode Zee en de Golf van Aden zuidwaarts naar Kenia en de Seychellen. Het werkterrein van Task Force 150 omvatte ruim twee miljoen vierkante zeemijlen. De uitdrukking 'zoeken naar een speld in de hooiberg' leek daarom een understatement - de maximale grootte van CTF 150 heeft negentien schepen bedragen - gemiddeld waren het er vijftien. Doel van dit onderdeel van operatie Enduring Freedom was er zorg voor te dragen dat terroristen de zee niet konden gebruiken voor het uitvoeren van aanvallen, of voor het transport van mensen en wapens. En hoewel het optreden tegen piraten niet tot de officiële taken van de CTF 150 behoorde, werd er in internationale wateren bij gelegenheid wel degelijk tegen opgetreden. Alles bij elkaar viel het onder de noemer: Maritime Security Operations. Een minstens even belangrijk tweede doel was er voor te zorgen dat de landen in de regio zelf actief betrokken raken bij CTF 150. Theatre Security Cooperation heet dat in vaktermen, en het was een soms moeizaam proces.

Bevelsstructuur

Het maritieme deel van de Operatie Enduring Freedom stond onder leiding van het Amerikaanse Central Command in Tampa (Florida) die de feitelijke leiding had gedelegeerd aan de 'Coalition Forces Maritime Component Commander' (CFMCC) te Bahrein. Alle taakgroepen werden door deze commandant aangestuurd. De Nederlandse eenheden werden ter beschikking gesteld van CFMCC ('operational control') en door hem ingedeeld in de diverse taakgroepen, waaronder CTF-150. Nederland behield altijd 'full command' over alle uitgezonden militairen en middelen. Nederland stationeerde een Nederlandse verbindingsofficier bij het commando te Bahrein in de functie van 'Senior National Representative" (SNR). Deze functionaris bewaakte namens de CDS het Nederlandse mandaat en vervulde daarmee de functie van 'Red Card Holder' ten aanzien van de inzet van de Nederlandse eenheden. De SNR stond te allen tijde in directe verbinding met de CDS.
De Nederlandse commandant van CTF-150 voerde het bevel over de onder hem geplaatste fregatten van de coalitie landen ('tactical control'). De samenstelling van dit verband was wisselend maar bevatte doorgaans eenheden van Frankrijk, het VK en Duitsland. Tijdens de Nederlandse commandoperiode maakte ook een Pakistaans fregat deel uit van het verband. De inzetmogelijkheden en juridische beperkingen van de fregatten waren per deelnemend land vastgelegd in een inzetmatrix. Hierdoor had de Nederlandse commandant een helder en eenduidig beeld op welke wijze hij de aan hem toegewezen eenheden kon inzetten. Tevens had de in Bahrein geplaatste SNR inzicht in de inzetmatrix.

Inlichtingen

Alle relevante informatie werd sinds april van dat jaar samengebracht in een speciaal daarvoor opgerichte informatie-eenheid van de coalitie. Deze eenheid bevond zich in het hoofdkwartier te Bahrein en maakte analyses van de terroristenstromen en de smokkel van goederen, waaronder wapens en drugs. De informatie werd vervolgens gebruikt om de eenheden zo effectief mogelijk in te zetten en stond ter beschikking van de coalitielanden. Nederland bekleede ter voorbereiding op de bijdrage aan Operatie Enduring Freedom twee posities in deze informatie-eenheid, waaronder die van plaatsvervangend directeur. De plaatsingen werden in ieder geval voortgezet tijdens de nieuwe bijdrage, waardoor Nederland ervan verzekerd was alle informatie te ontvangen.

Politieke aspecten

De VS trachten de aan het operatiegebied grenzende staten meer te betrekken bij het maritieme deel van de Operatie Enduring Freedom. Het doel hiervan was de betrokkenheid van deze landen bij de strijd tegen het terrorisme te vergroten, en middels samenwerking en uitbouw van de maritieme capaciteiten van deze landen langdurige stabiliteit in de regio te bevorderen. Een aantal coalitielanden onderzocht in bilateraal verband de mogelijkheden voor intensievere samenwerking met kuststaten in de regio. Van de kuststaten levert Pakistan overigens al langere tijd een bijdrage met marineschepen aan de coalitie.

Risico's

Het strategisch zeer belangrijke Suez-kanaal in Egypte vormde de toegang tot het beoogde inzetgebied. Door het nemen van zeer strenge veiligheidsmaatregelen leken de Egyptische autoriteiten de activiteiten van radicaal-islamitische groeperingen onder controle te hebben, waardoor een gerichte terroristische dreiging tegen westerse maritieme eenheden onwaarschijnlijk is. Door de gebrekkig ontwikkelde en functionerende overheden in de zuidelijke Rode Zee bestonden onder meer problemen bij de lucht- en waterverkeerscontrole. Daardoor fungeerde dit gebied vaak als knooppunt van internationale mensensmokkel, wapen- en drugshandel en witwaspraktijken door criminele organisaties en radicaal-islamitische groeperingen. De autoriteiten trachten wel greep te krijgen op het scheepsverkeer vanuit de havens om te voorkomen dat extremisten het land verlieten dan wel betraden.
In Jemen was sprake van een relatief stabiele politieke situatie. Niettemin waren er een aantal factoren die een bedreiging konden vormen voor de interne stabiliteit van Jemen. Zo moest er nog steeds rekening worden gehouden met de aanwezigheid van radicale islamitische elementen, alsmede traditionele stamverbanden ten noorden van de hoofdstad Sanaa die veelal het centrale gezag niet erkennen. Aangezien vanuit deze religieus-radicale hoek in potentie een dreiging uitging, zoals de aanslagen in 2000 op het Amerikaanse marineschip 'USS Cole' en in 2002 op de Franse tanker 'Limburg' hebben aangetoond, gebruikte de Jemenitische overheid alle mogelijke middelen om haar greep op de situatie te verstevigen. Jemen nam als bondgenoot van de Verenigde Staten actief deel aan de strijd tegen het internationale terrorisme.
Van de reguliere strijdkrachten in de regio van de Rode Zee ging geen militaire dreiging uit tegen westerse maritieme eenheden. Binnen de regio nam de kustwachtsamenwerking toe en bij aan aantal gelegenheden is de wens geuit om die capaciteiten samen met de coalitie van de Operatie Enduring Freedom verder op te bouwen.
Van Oman en Pakistan ging eveneens geen militaire dreiging uit tegen westerse maritieme eenheden. In verband met de situatie in Afghanistan en Irak hebben deze landen hun veiligheidsinspanningen ter bescherming van vitale belangen en aanwezige westerse militairen opgevoerd. Desondanks viel het mogelijke risico van terreuraanslagen op westerse marineschepen, in het bijzonder tijdens havenbezoeken, niet uit te sluiten.
De politieke situatie in de zes landen (Koeweit, Saudi-Arabië, Qatar, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten en Oman) die zijn aangesloten bij de westers georiënteerde 'Gulf Cooperation Council' (GCC) was stabiel. Het politieke establishment in deze landen heeft sinds jaar en dag de touwtjes strak in handen en steunde actief de internationale coalitie in de strijd tegen het terrorisme. Niettemin bestond er ook hier een terroristische dreiging tegen zowel de interne stabiliteit als tegen westerse doelen en maritieme eenheden in de regio, onder meer tijdens havenbezoeken. Iran stelde zich terughoudend op in de kwesties Afghanistan en Irak.
Smokkel is een historisch en veel voorkomend fenomeen in delen van het inzetgebied. Deze smokkelhandel wordt al jaren door sommige overheden in de regio gedoogd. Mogelijk zijn bij deze activiteiten in sommige landen ook overheidsfunctionarissen betrokken. De armada van kleine bootjes kon 's nachts in de Straat van Hormuz een gevaar opleveren voor de scheepvaart en bij een mogelijke passage naar de Perzische Golf een potentiële dreiging betekenen voor een passerend verband van marineschepen. Deze bootjes konden ook gebruikt worden voor terroristische aanslagen. Ook in kustwateren en havens opererende vaartuigen konden een reële dreiging vormen voor marineschepen in het hele inzetgebied.
Net als tijdens de inzet van de Hr. Ms. Tjerk Hiddes waren door de Nederlandse marineschepen zowel op zee als tijdens havenbezoeken afdoende beveiligingsmaatregelen genomen.

(Bron: Kamerbrief d.d. 3 juni 2005, www.minbuza.nl/20050603-154245-A)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Deelnemende landen: 14
 
 
 
 
 
Australië
 
Canada
Denemarken
Duitsland
Frankrijk
Groot Brittanië
 
             
 
Italië
 
Nederland
 
Nieuw Zeeland
 
Pakistan
 
Portugal
 
Spanje
 
                     
 
Turkije
 
Verenigde Staten
                 

 

   
 
 
Gezamenlijke vlootpatrouille
 
Marinemannen uit Groot-Brittanië
 

 

     
 
De Nederlandse commandant draagt over aan de Pakistaanse commandant
 
CTF-150 heeft ook een landcomponent