DELIBERATE FORGE

(VOORMALIG JOEGOSLAVIE)

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VOORMALIG JOEGOSLAVIE

Operation Deliberate Force

Duur: augustus – september 1995
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Luchtmacht, Landmacht, Marine
Aantal militairen: onbekend
Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden

Vroeg in de morgen van 30 augustus 1995 zetten NAVO-vliegtuigen een reeks precisieaanvallen in op geselecteerde doelen in het Servische deel van Bosnië en Herzegovina. Dit was het begin van de Operatie Deliberate Force, de eerste luchtcampagne van de NAVO, die tweeënhalve week geduurd heeft, de Bosnisch-Servische communicatie heeft vernietigd en een einde heeft gemaakt aan het "out-of-area" debat dat sinds het einde van de Koude Oorlog centraal gestaan had in de Bondgenootschappelijke discussies over de rol van de NAVO.Hoewel deze operatie tien jaar geleden zeer controversieel was, is het nu wel duidelijk dat de Operatie Deliberate Force en het weloverwogen gebruik van luchtaanvallen van cruciaal belang zijn geweest voor het beëindigen van de Bosnische Oorlog en dat de operatie enorme politieke gevolgen en ook duidelijke voordelen heeft opgeleverd voor Bosnië en Herzegovina. Hoewel zij later werd overschaduwd door de Operatie Allied Force, de veel langere luchtcampagne van het Bondgenootschap in Kosovo in 1999, heeft de Operatie Deliberate Force vermoedelijk een grotere bijdrage geleverd tot de transformatie van de NAVO in het post-Koude Oorlogtijdperk, dan enige andere gebeurtenis.

Ondanks het latere belang van Bosnië en Herzegovina voor de NAVO, sloot het Bondgenootschap zich pas laat aan bij de internationale inspanningen om een einde te maken aan de strijd in het voormalige Joegoslavië. Toen het geweld in 1991 uitbarstte, kwam eerst de Europese Gemeenschap en vervolgens ook de Verenigde Naties in actie om het conflict een halt toe te roepen en vrede en stabiliteit te herstellen. In die tijd hadden de Verenigde Staten net leiding gegeven aan een door de VN goedgekeurde coalitie die Saddam Hussein uit Koeweit had verdreven en er heerste een groot optimisme over de mogelijkheden van de VN om een "nieuwe wereldorde" te bevorderen.

De Bosnische Oorlog leverde de VN - en alle internationale instellingen die betrokken raakten bij de onderhandelingen die een einde moesten maken aan het conflict - een zeer ontnuchterende ervaring op. De VN-protectiemacht UNPROFOR, die uiteindelijk 38. 000 man omvatte. kreeg de taak humanitaire hulp te bieden aan wie dat nodig had en "veilige gebieden" te scheppen waar burgers beschermd zouden zijn. Maar UNPROFOR moest politiek neutraal blijven en het kreeg geen mandaat om een specifieke regeling op te leggen, aangezien daar geen overeenkomst over tot stand was gekomen. De zin die het schetst met welk probleem UNPROFOR toen worstelde, luidde dat de VN-blauwhelmen "vredeshandhavers waren zonder vrede om te handhaven".

Terwijl UNPROFOR ploeterde om zijn doelen te verwezenlijken, trachtte de NAVO de gevolgen van het einde van de Koude Oorlog onder ogen te zien. Tijdens de top van Rome in 1991, kwamen de NAVO-staatshoofden en regeringsleiders tot overeenstemming over een Strategisch Concept, dat het Bondgenootschap in staat stelde verder te gaan dan de collectieve defensie en nieuwe Veiligheidsmissies op zich te nemen, inclusief vredeshandhaving, conflictpreventie en crisisbeheersing. Daardoor kon de NAVO In 1994 en gedurende de eerste helft van 1995, geweld gebruiken tijdens beperkte aanvallen op Bosnische en Servische militaire doelen in reactie op schendingen van verscheidene resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Onder de militaire leiding van de Geallieerde opperbevelhebber Europa, generaal George Joulwan, leverde het Bondgenootschap ook een bijdrage aan de handhaving van een VN-wapenembargo voor heel het voormalige Joegoslavië en de economische sancties tegen Servië en Montenegro.

De eerste invallen van de NAVO in Bosnië en Herzegovina brachten geen verandering in de politieke realiteit in dat land en daarom vroegen veel analisten zich af of het Bondgenootschap in de veiligheidsomgeving van na de Koude Oorlog nog wel relevant was. Velen zagen de rol van de NAVO op de Balkan als een grote last, vooral vanwege al het menselijk lijden dat plaatsvond in een gebied wat in feite de achtertuin van de NAVO was. In een vaak herhaald refrein, betoogden zowel voor- als tegenstanders van de NAVO dat het Bondgenootschap "out of area" moest gaan opereren, omdat het anders "out of business" zou geraken.

Terwijl de internationale media het conflict integraal bleven verslaan, groeide de ontevredenheid over de karige en inadequate reactie van de internationale gemeenschap. Hoewel de meeste UNPROFOR-soldaten hun taken op uitstekende wijze vervulden en er 167 omkwamen in de loop van de missie, slaagde UNPROFOR er niet in het conflict onder controle te krijgen en hierdoor konden de Bosnische Serviërs de VN-missie tot een aanfluiting maken. Zowel NAVO-secretaris-generaal Willy Claes, als zijn voorganger Manfred Wörner gaven steeds duidelijker te kennen dat de VN naar hun mening niet in staat was een einde te maken aan de crisis en dat de NAVO een grotere rol op zich diende te nemen. Desondanks waren de Bondgenoten zelf gedurende 1994 en de eerste helft van 1995 niet in staat de noodzakelijke politieke consensus op te bouwen voor een robuustere benadering en bleven ze debatteren over wat de beste handelswijze zou zijn.

De traagheid van de NAVO was gedeeltelijk een gevolg van de samenstelling van UNPROFOR. Veel Bondgenoten, waaronder Canada, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, hadden hun eigen vredessoldaten uitgezonden UNPROFOR en vreesden dat een robuustere benadering van de Bosnische Serviërs negatieve gevolgen zou hebben voor hun eigen troepen. Intussen drongen de Verenigde Staten, die geen troepen op de grond hadden, aan op een "opheffings- en aanvalsbeleid" - opheffing van het wapenembargo tegen de hele regio, dat vooral nadelig was voor de Bosnische Moslims en het aanvallen van Bosnisch-Servische doelen vanuit de lucht.


De Verenigde Staten waren niet de enige die aandrongen op een nieuwe, robuustere Bondgenootschappelijke aanpak van de Bosnische oorlog. De houding tegenover de Bosnische-Serviërs was ook al voor de moord in Srebrenica aan het verharden, vooral nadat VN-vredessoldaten, waaronder een groot aantal Fransen, in mei 1995 gegijzeld waren. Hierdoor was de Franse president Jacques Chirac ook een groot voorstander geworden van een radicaal ander en meer interventionistisch beleid.

Een belangrijke wijziging in het beleid die in begin augustus 1995 werd geïntroduceerd, was een aanpassing in de "dual-key" regeling, die in 1993 was ingesteld om het gebruik van geweld door de NAVO te regelen. Deze regeling hield in dat voor iedere militaire actie van de NAVO goedkeuring noodzakelijk was van zowel VN- als NAVO-functionarissen. Tot augustus 1995, was Yasushi Akashi, de bijzonder vertegenwoordiger van de VN-secretaris-generaal in Joegoslavië, degene die voor de VN moest besluiten. Na Srebenica, werd Akashi's beslissingsbevoegdheid overgedragen aan de militaire bevelhebber van UNPROFOR, de Franse generaal Bernard Janvier. De bevoegdheid om voor de NAVO te beslissen, lag bij admiraal Leighton W. Smith, de bevelhebber van de Geallieerde troepen in Zuid-Europa in Naples.

De gebeurtenis die de directe aanleiding vormde voor de Operatie Deliberate Force vond plaats op 28 augustus 1995, toen een Servische mortiergranaat op de markt van Sarajevo viel, waarbij 38 burgers omkwamen en 85 mensen gewond raakten. Omdat generaal Janvier op dat moment niet aanwezig was, besloot Rupert Smith voor de VN in overleg met admiraal Smith voor de NAVO, dat de Bosnische-Serviërs opnieuw een resolutie van de VN-Veiligheidraad hadden geschonden en dat de NAVO deze keer hard zou terugslaan.

De Operatie Deliberate Force werd ingezet, direct nadat de laatste UNPROFOR-troepen weg waren uit het Bosnisch-Servische grondgebied. Het bombardement werd gedurende korte tijd onderbroken vanwege een bestand dat via onderhandelingen door generaal Janvier op 1 september overeengekomen was, maar het werd vroeg in de ochtend van 5 september hervat. Bijna ieder van de toen 16 Bondgenoten leverde op de een of andere wijze een bijdrage tot de campagne, waarin in totaal 3515 vluchten werden uitgevoerd, en 1026 bommen op 338 afzonderlijke doelen werden afgeworpen. Bij de NAVO vielen er geen slachtoffers, hoewel een Franse Mirage 200K tijdens de allereerste dag werd neergeschoten en de bemanning door de Bosnische-Serviërs gevangen genomen. Van de vele personen die bij de Operatie Deliberate Force betrokken waren, heeft vooral NAVO-secretaris-generaal Willy Claes een belangrijke rol achter de schermen gespeeld. Hoewel Claes' persoonlijke politieke problemen in België een schaduw hebben geworpen over zijn verdiensten, en hem dwongen de NAVO binnen een jaar na zijn aangetreden te verlaten, is het in grote mate aan hem te danken dat het Bondgenootschap Deliberate Force tot een succesvol einde heeft gebracht.

In zijn korte tijd als NAVO-secretaris-generaal, bleek Claes een vastbesloten leider, die bereid was een zitting van de Noord-Atlantische Raad net zo lang te laten duren tot een consensus kon worden bereikt, vooral in de aanloop naar Deliberate Force. Volgens Richard Holbrooke in zijn boek To End A War (Random House, 1998), steunde Claes ook beide Dual-key-houders in hun besluit tot actie over te gaan, waarmee luchtaanvallen mogelijk werden zonder verder debat van de Bondgenoten. Toen generaal Janvier een tijdelijk bestand was overeengekomen met de Bosnisch-Servische bevelhebbers, zette Claes hem, andere VN-functionarissen, en de Noord-Atlantische Raad onder behoorlijk wat diplomatieke druk, om de luchtaanvallen te hervatten, met het argument dat de NAVO een grotere vastberadenheid moest tonen om verandering te kunnen brengen in de houding op de grond.

Claes' relatie met generaal Joulwan was ook belangrijk voor het succes van de luchtaanvallen. Toen generaal Joulwan politieke steun vroeg voor het inzetten van Tomahawkraketten tegen Bosnisch-Servische militaire posities in Banja Luka, stond Claes achter hem. Het gebruik van de Tomahawks in de vroege ochtenduren van 10 september leidde toen weliswaar tot enige kritiek, zelfs ook van NAVO-ambassadeurs, maar tegenwoordig zijn militaire analisten, zoals bijvoorbeeld kolonel Robert C. Owen in Deliberate Force: A Case Study in Effective Air Campaigning (Air University Press, 2000) het er wel over eens dat deze aanvallen een zeer duidelijk signaal zijn geweest van de vastberadenheid van de NAVO en dat zij dus waarschijnlijk mede hebben geleid tot het beëindigen van het conflict.

Na afloop van de Operatie Deliberate Force, vonden de Bosnische-Serviers het steeds moeilijker om grondgebied te behouden dat zij sinds het begin van de Bosnische Oorlog in hun bezit hadden gehad, omdat er een gezamenlijk offensief was ingezet door Kroatische, Bosnisch-Kroatische, en Bosnische-Moslim troepen. Daardoor waren zij meer bereid te onderhandelen over een einde van de oorlog tijdens de gesprekken die op 1 november in Dayton, Ohio, van start gingen, dan eerder tijdens het conflict. In feite baande de Operatie Deliberate Force de weg voor het Vredesakkoord van Dayton, waarin het bestuurlijke raamwerk werd opgezet voor Bosnië en Herzegovina dat vandaag de dag nog bestaat.

Bijna tien jaar nadat het van kracht is geworden is het Vredesakkoord van Dayton er nog niet in geslaagd het conflict in Bosnië en Herzegovina op te lossen en is het vredesproces nog niet autonoom. In het land zijn nog meer dan 7.000 man aanwezig, waarvan het merendeel sinds december 2004 onder auspiciën van de Europese Unie opereert, en internationale bestuurders, die dikwijls de besluiten van plaatselijke functionarissen naast zich neer leggen, vervullen nog steeds een veel te grote rol in het Bosnische politieke leven. Toch is Dayton er wel in geslaagd een einde te maken aan het bloedigste conflict in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog, dat in de vier voorafgaande jaren meer dan 100.000 levens had gekost. En het heeft de Bosniërs in de gelegenheid gesteld hun land weer op te bouwen en een betere toekomst voor zichzelf in dat land te scheppen.

Operatie Deliberate Force hielp ook de geloofwaardigheid herstellen van zowel de NAVO als de bredere internationale gemeenschap. Door de militaire interventie in Bosnië en Herzegovina was het Bondgenootschap duidelijk out-of -area, d.w.z. buiten het Bondgenootschappelijk grondgebied, gegaan. Bovendien bewees de NAVO dat zij in staat was leiding te geven aan een geslaagde multinationale militaire campagne en dat zij ook in staat was geweld te gebruiken om doelen te realiseren die niet onder Artikel 5 vallen, namelijk andere doelen dan de collectieve verdediging.

In het kader van het Vredesakkoord van Dayton raakte de NAVO voor het eerst betrokken bij de vredeshandhaving. Het Bondgenootschap gaf leiding aan de 60.000 man sterke Implementatiemacht IFOR die tot taak had toezicht te houden op de uitvoering van de militaire aspecten van het vredesakkoord en te zorgen dat het land niet opnieuw zou afglijden naar een oorlog. De missie in Bosnië leverde ook nog een aantal andere voordelen op, zoals de integratie van ruim 2.000 Russische manschappen en officieren in door de NAVO geleide structuren. Vanaf dit moment werkten deze Russische soldaten zeven jaar lang samen met hun NAVO collega's, iets wat vijf jaar daarvoor nog onmogelijk had geleken.

De Operatie Deliberate Force betekende ook dat de NAVO veel sterker bij de Balkan betrokken raakte. In 1999 gebruikte de NAVO opnieuw met succes geweld, dit keer tegen Slobodan Milosevitsj en zijn strijdkrachten. Zij voerde 78-dagen lang luchtaanvallen uit om een einde te maken aan de etnische zuiveringen in Kosovo. Die luchtaanvallen werden gevolgd door de oprichting en uitzending van een nieuwe NAVO-vredeshandhavingsmissie, KFOR, die tot de dag van vandaag in het land aanwezig is. En in 2001 intervenieerde de NAVO preventief in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië* om een volgende oorlog te voorkomen en de vrede en stabiliteit in de regio te herstellen.

Hoewel het veel te lang duurde totdat de Bondgenoten de noodzakelijke politieke consensus hadden bereikt om met succes in Bosnië en Herzegovina in te grijpen, slaagde het Bondgenootschap er wel in, toen het eenmaal had besloten om de oorzaken van het conflict aan te pakken, snel een einde te maken aan het geweld en vervolgens om de middelen te creëren waarmee aan vrede kon worden gewerkt. In die zin luidde de Operatie Deliberate Force een nieuw tijdperk in voor de NAVO. Zij legde het fundament voor de veel bredere reeks nieuwe, niet onder Artikel 5 vallende, taken die het Bondgenootschap tegenwoordig vervult. Vanaf deze operatie doet de NAVO immers veel meer dan het instandhouden van haar eigen collectieve verdediging.

Nederlandse bijdrage

De Koninklijke Luchtmacht nam vanaf de Italiaanse vliegbasis met achttien F-16 jachtbommenwerpers aan Deliberate Force deel en voerde na de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk het grootste aantal vluchten uit (198). Als onderdeel van de RRF waren een mortiercompagnie van het Korps Mariniers met 120 mm vuurmonden en een mortieropsporingsradareenheid van de Koninklijke Landmacht op de berg Igman gelegerd. Vanaf daar leverden zij een aandeel in de beschieting van de Bosnisch-Servische stellingen, waaraan ook Franse 155 mm houwitsers en Brits 105 mm geschut meededen.

Bron: NATO – Kroniek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelnemende landen: 8
             
 
Duitsland
 
Frankrijk
 
Groot Brittanië
 
Italië
 
Nederland
 
Spanje
 
                     
 
Turkije
 
Verenigde Staten