OSCE KOSOVO
KOSOVO VERIFICATION
MISSION
Duur: 13 februari
1999 - 24 maart 1999;
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht, Koninklijke Marine
Aantal militairen: 38
Dodelijke slachtoffers: geen
Achtergronden
Kosovo kreeg in de
Joegoslavische grondwet van 1974 de status van autonoom gebied
binnen de deelrepubliek Servië. De meerderheid van de Kosovaren
was van Albanese afkomst, een kleine minderheid van Servische.
De Servische president Milosevic ontnam Kosovo in 1989 zijn
autonome status. In de jaren daarna verloren de Albanezen alle
rechten die het behoud van de eigen taal en cultuur garandeerden.
Het nationalistische sentiment waarop Milosevic inspeelde en
het repressieve beleid tegenover de Albanese Kosovaren leidden
in de jaren negentig tot een gewapende strijd in Kosovo die
in 1998 zo hevig werd dat deze de omringende landen dreigde
mee te sleuren.
Het mandaat en
de taken van de Kosovo Verification Mission
De Veiligheidsraad
besloot - met het oog op de snel verslechterende mensenrechtensituatie
in Kosovo - op 24 oktober 1998 in resolutie 1203 tot de oprichting
van een door de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking
in Europa (OVSE) geleide Kosovo Verification Mission (KVM) en
een NAVO-verificatiemissie. Die laatste moest in nauwe samenwerking
met de KVM met vliegtuigen waarnemingen boven Kosovo verrichten.
De Nederlandse regering ging op 4 december 1998 akkoord met
de deelname van dertig ongewapende waarnemers aan de KVM en
met een speciaal voor deze missie gemodificeerde P-3C Orion-patrouillevliegtuig
voor de verificatiemissie van de NAVO. De regering van Joegoslavië
beloofde garant te staan voor de veiligheid van de waarnemers.
Resolutie 1203 gaf de OVSE desondanks het recht in samenwerking
met een andere internationale organisatie (i.e. de NAVO) de
veiligheid en de bewegingsvrijheid van de KVM te garanderen.
De weg was daarmee vrij voor de oprichting van de door de NAVO
geleide Extraction Force (EF, operatie Joint Guarantor), die
tot taak had indien nodig de waarnemers van de KVM en personen
met een speciale status, zoals diplomaten en belangrijke Kosovaren,
in veiligheid te brengen. Joegoslavië toonde in de praktijk
weinig bereidheid om mee te werken aan de uitvoering van resolutie
1203 van de Veiligheidsraad. De OVSE trok de waarnemers van
de KVM, die door de Joegoslavische autoriteiten in toenemende
mate in hun werkzaamheden werden belemmerd, daarop op 20 maart
1999 terug. De bestaansgrond van de EF viel hierdoor weg. Zij
hield formeel op 24 maart op te bestaan. De NAVO-eenheden keerden
tijdelijk terug onder nationaal bevel alvorens begin april in
de Kosovo Force (KFOR) te worden opgenomen. De in Macedonië
gestationeerde eenheden werden ingezet om humanitaire hulp aan
gevluchte Albanese Kosovaren te verlenen. Om meer structurele
humanitaire hulp aan de vluchtelingen te kunnen verlenen, besloot
de NAVO op 11 april 1999 een troepenmacht (AFOR: Albania Force)
van 7.500 militairen naar Albanië te sturen in het kader
van operatie Allied Harbour.
Bron: Nederlands
Instituut voor Militaire Historie
|