OPERATION PHALANX, OPERATION PHALANX MIKE

(2e GOLFOORLOG)

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PERZISCHE GOLF

OPERATION PHALANX, PHALANX MIKE,

Duur: 20 augustus 1990 - 15 juli 1991
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: 1.834
Dodelijke slachtoffers: geen


Achtergrond

Kuweit was vanaf 1899 een Brits protectoraat en herkreeg pas in 1961 zijn onafhankelijkheid. Irak erkende in 1963 de onafhankelijkheid van Kuweit maar bleef geïnteresseerd in het olierijke en welvarende buurland met – in tegenstelling tot Irak – een goede toegang tot de Perzische Golf. Irak viel op 2 augustus 1990 Kuweit binnen omdat de oliepolitiek van dat land nadelige gevolgen zou hebben voor de Iraakse economie. Daarnaast verweet Irak het oliestaatje al jaren olie te stelen uit het Roemajla-olieveld aan de grens tussen beide landen.


Het VN-mandaat en het verloop van de operatie

Nog op de dag van de invasie eiste de Veiligheidsraad in resolutie 660 de onvoorwaardelijke Iraakse terugtrekking uit Kuweit. Enkele dagen later kondigde de Raad in resolutie 661 een algehele handelsembargo af tegen Irak. Pas in resolutie 665 van 25 augustus 1990 riep de Raad de VN-lidstaten op het embargo zo nodig met geweld te handhaven. Een groot aantal landen gaf gehoor aan de VN-resolutie en stuurde schepen om het embargo af te dwingen.
In de daarop volgende maanden vergrootte de anti-Iraakse coalitie, onder aanvoering van de VS, haar militaire slagkracht in de Golfregio. Omdat Irak zich ondanks het machtsvertoon niet terugtrok uit Kuweit machtigde de Veiligheidsraad de anti-Iraakse coalitie in resolutie 678 van 29 november 1990 om Irak desnoods met geweld uit Kuweit te verdrijven. Ter voorbereiding hierop werd onder meer in een gezamenlijke Amerikaanse-Nederlandse operatie (Deforger) zwaar Amerikaans materieel en munitie uit Duitsland naar Rotterdam, Delfzijl en Amsterdam gebracht voor verdere verscheping naar de Golf. Tot een ‘peace-enforcement’operatie onder de codenaam ‘Desert Storm’ kwam het daadwerkelijk toen Irak geen duimbreed wilde wijken. In de nacht van 16 op 17 januari 1991 ging het luchtoffensief van start. De tweede fase van Desert Storm, het grondoffensief begon op 23 februari. Op 28 februari na honderd uur grondoorlog, vroeg het Iraakse regime om een staakt-het-vuren.


Het Nederlandse aandeel in de 2e Golfoorlog in de Perzische Golf

De Nederlandse regering besloot op 13 augustus 1990 in het kader van de West-Europese Unie (WEU) twee fregatten naar de Perzische Golf te sturen: het standaardfregat Hr.Ms. Pieter Florisz (176 opvarenden) en het luchtverdedigingsfregat Hr.Ms. Witte de With (200 opvarenden). De leiding over deze WEU-Task Group 429.9 lag in handen van kapitein ter zee A.C.H.N. van Gurp. Acht liaisonofficieren ondersteunden de inzet van de schepen. Aan boord van de Pieter Florisz bevonden zich twee Lynx helikopers met .50 mitrailleurs tegen speedboten, terwijl beide fregatten onder meer uitgerust waren met het SGE-30 Goalkeeper snelvuurkanon. De beide schepen vertrokken op 20 augustus uit Nederland en op 9 september voerden ze de eerste patrouille uit in de Golf van Oman.
De eerste weken werkten de Nederlanders nauw samen met de Belgische marine, die twee mijnenjagers naar de Golf stuurde. De Nederlandse regering stelde voor de Belgische schepen twee Stingerteams van ieder drie mariniers beschikbaar als beveiliging tegen luchtaanvallen. Belgen en Nederlanders zagen in WEU-verband aanvankelijk slechts in de Straat van Hormoez toe op de naleving van het VN-handelsembargo (operation Phalanx). ‘Beheerste dwang’ was daarbij toegestaan. Op 8 oktober 1990 kregen de Nederlandse schepen van minister van defensie A.L. Ter Beek toestemming zich in de Perzische golf zelf te begeven, althans tot breedtegraad 27º30. Pas op 31 januari 1991 gaf Ter Beek de gehele Perzische Golf als operatiegebied vrij.
Op Sinterklaasavond werden de beide fregatten afgelost door het standaardfregat Hr.Ms. Philips van Almonde, het luchtverdedigingsfregat Hr.Ms. Jacob van Heemskerck en het bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis. Op de Zuiderkruis werden tijdelijk (tot 25 januari 1991) twee Britse Seaking helikopters gedetacheerd, daarnaast was ook dit schip voor vertrek uitgerust met het SGE-30 Goalkeeper snelvuurkanen. Evenals het Belgische bevoorradingsschip Zinnia had de Zuiderkruis twee Stingerteams aan boord, plus een geweergroep van zevenmariniers. De Stingerteams keerden, nadat de Iraakse luchtdreiging was weggevallen, op 13 maart 1991 terug naar Nederland.
De nieuwe commandant van de Task Group van drie schepen werd kapitein ter zee P.C. Kok. De Nederlandse fregatten beschermden Amerikaanse vliegdek – en slagschepen in de Golf. De Zuiderkruis werd ingedeeld bij de bevoorradingspool in het centrale deel van de Golf. In het verlengde van de operationele taak van het Nederlandse eskader moest kapitein ter zee Kok vanaf 17 januari 1991 tot het staakt0-het-vuren van 28 februari het tactische commando over zijn schepen afstaan aan de Amerikaanse commandant van de geallieerde zeestrijdkrachten. Daarna werden de operaties van de Combined Task Groups van de WEU – waartoe ook de Nederlandse Task Group 429.9 behoorde – onderling gecoördineerd.
Task Group 429.9 verliet op 29 maart 1991 de Perzische Golf en droeg op 4 april de fakkel over aan de drie mijnenjagers die de Nederlandse regering begin maart wederom in WEU-verband besloot uit te zenden. Het waren Hr.Ms. Harlingen, Hr.Ms. Haarlem en Hr.Ms. Zierikzee. De commandant van de Harlingen, luitenant ter zee der eerste klasse H. van Eijsden, was tevens commandant van het gehele detachement mijnenjagers. De drie schepen werden in het kader van operatie Phalanx Mike ingezet om mijnen te ruimen voor de kust van Kuweit. De mijnenjagers waren daartoe uitgerust met extra verbindings- en navigatie-apparatuur en twee .50 mitrailleurs. De Koninklijke Marine kocht inderhaast voor deze operatie bij de Franse marine een soort knipschaar die, bevestigd op een radiografisch bestuurde minionderzeeër, de ankerkabels van mijnen kon doorknippen.
De Harlingen en Haarlem aanvaardden op 13 juni in WEU-verband de terugreis. De bemanningen van de Zierikzee werd rond diezelfde datum afgelost. Het schip, onder bevel van luitenant ter zee der eerste klasse A.D. Sepp, bleef tot eind juni in de Golf.


Commandanten Task Force 429.9 en detachement mijnenjagers

Ktz A.C.H.M. van Gurp 9 september 1990 – 5 december 1990
Ktz P.C. Kok 5 december 1990 – 4 april 1991
Ltz I H. van Eijsden 4 april 1991 – 13 juni 1991
Ltz I A.D. Sepp 13 juni 1991 – 23 juni 1991


Bron: Ministerie van Defensie
Boek Van Korea tot Kosovo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelnemende landen 32 (aan de Golfoorlog)
             
 
Argentinië
 
Australië
 
Bahrein
 
Bangladesh
 
België
 
Canada
 
             
 
Denemarken
 
Egypte
 
Frankrijk
 
Groot Brittanië
 
Griekenland
 
Italië
 
             
 
Koeweit
 
Marokko
 
Nederland
 
Nieuw Zeeland
 
Niger
 
Noorwegen
 
             
 
Oman
 
Pakistan
 
Polen
 
Portugal
 
Qatar
 
Saudi-Arabië
 
             
 
Senegal
 
Spanje
 
Syrië
 
Tjecho-slowakije
 
Turkije
 
Verenigde Arabische Emiraten
 
                     
 
Verenigde Staten
 
Zweden