MISSION
ORGANISATION DES NATIONS UNIES AU CONGO
(MONUC)
|
|
|
|
|
CONGO
UNITED NATIONS ORGANIZATION MISSION
IN THE DEMOCRATIC REPUBLIC OF CONGO
1 maart 2005 -1 maart 2007
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: 2
Mandaat
De MONUC missie werd gestart op 24 februari
2000 met een mankracht van ongeveer 5000 onder resolutie 1291.
Later werd het aantal manschappen opgeschroefd naar ongeveer 10.000
man. Doel van MONUC is het ontwapenen van de rebellen en het stabiliseren
van de regio. Ook controleert ze de uitvoer van het staakt-het-vuren,
getekend in 2003.
De afgelopen vijf jaar heeft het conflict naar schatting drie
miljoen mensenlevens gekost. Mensen sterven niet direct door oorlogsgeweld,
maar door ziekte en honger, veroorzaakt door de ontwrichting van
het gebied.
De MONUC missie verliep aanvankelijk niet op rolletjes. De instabiliteit
bleef groot in Congo, daarnaast kreeg de missie veel kritiek.
Eén van de voornaamste redenen
voor de blijvende instabiliteit is het feit dat er geen vooruitgang
wordt geboekt in het vormen van een nieuw geïntegreerd Congolees
leger. Het vredesproces is simpelweg nog niet ver genoeg dat de
rebellengroepen en het leger met elkaar kunnen samenwerken, en
het is juist de bedoeling dat in een nieuw Congolees leger zowel
rebellen als militairen worden opgenomen.
Het hele vredesproces bleef broos zolang de oorzaken van het conflict
niet werden aangepakt. Ongeveer 10.000 strijders van de Interahamwemilities
en het vroegere Rwandese leger die de genocide in 1994 orchestreerden,
bleven de streek terroriseren. Hun vrijwillige ontwapening schoot
niet op. Binnen het proces van militaire samenwerking moet het
idee om twee geïntegreerde brigades te vormen en te trainen,
om zo deze negatieve krachten te ontwapenen, absolute voorrang
krijgen. Daarmee was ook de vraag gesteld of de Europese unie
geen actievere rol moest gaan spelen in het versterken van de
MONUC.
In oktober 2004 ging het roer om. Het mandaat van de militairen
werd uitgebreid en het aantal blauwhelmen werd van 10.800 tot
16.700 man verhoogd. Daarmee is het de grootste VN-vredesmacht
ter wereld.
Nederlandse deelname
De Nederlandse generaal-majoor der mariniers
Patrick Cammaert werd aangesteld als UN-divisiecommandant van
de troepenmacht in het explosieve Oost-Congo. Cammaert greep hard
in tegen de milities en deed dit tezamen met het Congolese leger.
Vanaf mei 2006 t/m februari 2007 maakte de LTZ. Anthonie Th. Polet
eveneens deel uit van de MONUC-missie. Hij werkte als stafofficier
G2 (militaire inlichtingen) en was geplaatst op het hoofdkwartier
van de oostelijke divisie in Kisangani. Hij was verantwoordelijk
voor het verzamelen en ordenen van militaire informatie om speciale
operaties te kunnen uitvoeren tegen milities en andere bendes
die telkens de veiligheid van de lokale bevolking verstoorden.
Hij werkte nauw samen met de generaal-majoor P.C. Cammaeert.
Na de verkiezingen in 2006 leek de stabiliteit wel toe te nemen,
maar vrede was er nog niet. De zittende president Joseph Kabila
won de tweede ronde van de presidentsverkiezingen overduidelijk
maar zijn uitdager Jean Pierre Bemba kon zich maar moeilijk op
de achtergrond houden. De ontmanteling van de persoonlijke beveiliging
van Jean Pierre Bemba zorgde vooral in Kinshasa voor onrust. Pas
nadat Bemba ‘voor medische behandeling’ het land had
verlaten naar Portugal werd het rustiger. Echter de aanwezigheid
van de VN zal nog lang nodig zijn in Congo. Generaal-majoor Cammaert
ging in maart 2007 met functioneel leeftijd ontslag.
Bron: Ministerie van
Defensie
|
|
|
Algerije
|
|
Bangladesh
|
|
België
|
|
Bolivia
|
|
Burkino
Faso
|
|
Canada
|
|
|
Denemarken
|
|
Egypte
|
|
Frankrijk
|
|
Ghana
|
|
Groot
Brittanië
|
|
India
|
|
|
Jordanië
|
|
Kenya
|
|
Libië
|
|
Maleisië
|
|
Mali
|
|
Marokko
|
|
|
Nederland
|
|
Niger
|
|
Nigeria
|
|
Oekraïne
|
|
Pakistan
|
|
Peru
|
|
|
Polen
|
|
Roemenië
|
|
Rusland
|
|
Senegal
|
|
Tanzania
|
|
Tjechië
|
|
|
Tunesië
|
|
Uruguay
|
|
Zambia
|
|
Zuid
Afrika
|
|
Zweden
|
|
Zwitserland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
MONUC,
VN-missie in de Democratische Republiek Congo
Facetten van een complexe missie
De Democratische Republiek Congo (DRC) is een groot land, getekend
door oorlogen en conflicten. De recente geschiedenis van het land,
in samenhang met de ’Mission de l’Organisation des
Nations Unies en République Démocratique du Congo’(MONUC)
komt aan de orde. Tevens komende verkiezingen van 2006, de ondersteunende
rol van MONUC en die van het Congolese leger aan bod. Verschillende
interne en externe factoren bedreigen de missie, zoals wapenhandel,
olie en gewapende groeperingen. Congo is bovendien een’falende
staat’: Er is nog een lange weg te gaan naar veiligheid
en stabiliteit in het land.
De Democratische Republiek Congo is een groot land, dat in vergelijking
met Europa
een oppervlakte bestrijkt van de zuidkust van Noorwegen tot aan
het uiterste zuiden van Italië, en van de westkust van Frankrijk
tot aan Roemenië. De rijkdom aan bodemschatten is zo groot
dat het land in potentie tot het rijkste van het Afrikaanse continent
gerekend kan worden. Na de Belgische koloniale periode nam dictator
Mobutu de macht over en verarmde de bevolking door uitbuiting
en corruptie. De infrastructuur verdween vrijwel helemaal en het
land werd beroofd van zijn minerale rijkdommen. Vooral het oostelijk
deel van de Congo verviel daardoor in anarchie.
In Rwanda voltrok zich in 1994 het gruwelijke drama tussen Hutu’s
en Tutsi’s. waarna zowel vluchtelingen als daders een veilig
heenkomen zochten in Congo. Er volgden oorlogen en ernstige conflicten.
De geallieerde troepen onder leiding van Laurent Kabila verjoegen
Mobutu in 1997. De Verenigde Naties besloten in 1999 tot het inzetten
van Mission de l’Organisation des Nations Unies en République
Démocratique du Congo (MONUC). Na de moord op zijn vader
nam Joseph Kabila in 2001 de macht over en volgden er hernieuwde
vredesonderhandelingen op basis van de Lusaka Ceasefire Agreement
van 1999. In 2006 vonden democratische verkiezingen plaats. Het
land bleef sindsdien echter instabiel.
Dit artikel geeft een korte beschrijving van Congo met zijn recente
geschiedenis, in samen hang niet de uitvoering van de VN-missie.
De verkiezingen in 2006, het Congolese leger en de faciliterende
rol van MONUC in datzelfde jaar komen aan de orde. Daarna beschrijf
ik enkele interne en buitenlandse invloeden die de missie serieus
bemoeilijken en bedreigen. Uit de ogenschijnlijk op zichzelf staande
inciden- ten en conflicten blijkt de complexiteit van de missie.
De vaak tegenstrijdige belangen van de vele partijen heeft veel
gevergd van de VN-missie. Mede op basis van betrouwbare inlichtingen
kon de Eastern Division van MONUC krachtdadig reageren op incidenten
en conflicten. De Rules of Engagement waren duidelijk. Vooral
de Easten Division van MONUC was succesvol in de uitvoering van
de missie want de relatieve rust is teruggekeerd in de regio.
Hieruit blijkt dat een VN-missie met een Hoofdstuk 7 mandaat (peace
enforcing) uiterst effectief kan zijn. Tot slot gaat dit artikel
in op Security Sector Reform (SSR). Het sluit af met een conclusie.
De Democratische Republiek Congo
Talen
De Democratische Republiek Congo kent een bevolking die geschat
wordt op 50 á 60 miljoen inwoners, en bestaat uit voor
bijna de helft uit kinderen onder de leeftijd van 15 jaar. Slechts
2.2 procent van de bevolking is ouder dan 65 jaar. In Congo wonen
meer dan 350 etnische groeperingen, waarvan de meerderheid tot
de Bantu behoort. De officiële taal, Frans, wordt door een
groot deel van de stedelijke bevolking gesproken. De meest gesproken
taal is Lingala (vooral in Kinshasa en langs de rivieren), gevolgd
door Kingwana, Kilcongo (ten westen van Kinshasa). Tshiluba (in
het zuiden) en Swahili (in het Oosten en noordoosten). Daarnaast
zijn er nog tientallen lokale talen. Het onderwijs wordt in alle
onderwijsinstellingen en op alle niveaus in het Frans gegeven.
Degenen die enig onderwijs hebben genoten, spreken daarom (een
zekere mate van) Frans. De koloniale periode heeft gezorgd voor
de huidige landsgrenzen, dwars door de gebieden van de stammen,
waardoor formeel vastgestelde grenzen niet herkenbaar zijn, afgezien
van die plaatsen waar de landsgrenzen samenvallen met natuurlijke
grenzen. Hierdoor wordt grens overschrijdend verkeer nauwelijks
gehinderd door effectieve grenscontrole. In het verleden werden
delen van het land geregeerd door stamgerelateerde koningen. terwijl
de overige delen door familieclans ‘bestuurd’ werden.
Tegenwoordig vormen de mineraalrijke gebieden de inzet van conflicten.
Verschillende stammen
In Oost-Congo bevinden zich tientallen verschillende stammen
die belangen hebben bij de exploitatie van de grondstoffen, voornamelijk
diamant en goud. De grote winsten verdwijnen echter naar het buitenland.
De stammen zijn veelal verworden tot bewakers van het gebied of
tot werknemers van de mijnexploitanten tegen een gering deel van
de opbrengst. Etnische verschillen en macht zijn daarbij eveneens
bronnen van conflicten. In Rwanda vond, zoals eerder gesteld,
in 1994 het gruwelijke drama plaats tussen Hutu’s en Tutsi’s,
waarna zowel slachtoffers als daders naar Congo vluchtten. Onderlinge
strijd tussen Hutu’s en Tutsi’s vindt nog altijd plaats,
ook in Congo. Vaak gaat het om het herwinnen van de oorspronkelijk
bewoonde gebieden en de minerale rijkdom in die gebieden. Problemen
ontstaan nadat bevol- kingsgroepen terugkeren naar de oorspronkelijke
gebieden, na vele jaren verdreven te zijn geweest door oorlogen
en ander geweld. Wegtrekkende en terugkerende stromen van vluchtelingen
en Internal Displaced Persons (IDP’s) zijn regelmatig de
oorzaken van geweld.
Natuurlijke rijkdom
De aantrekkingskracht van minerale en andere natuurlijke rijkdommen
maakt gewapende groepen zeer gewelddadig. Het delven en verhandelen
van onder meer goud, diamant, coltan, edelmetalen en uranium levert
relatief veel geld op. Uiteindelijk worden deze stoffen en zaken
legaal, maar ook illegaal verkocht aan buitenlandse bedrijven.
Westerse en Aziatische mogendheden met hun grote bedrijven zijn
bewust en onbewust de drijvende krachten achter het ontstaan en
voortduring van de conflicten. Coltan, een vrij zeldzame delfstof,
wordt bijvoorbeeld gebruikt in laptops en mobiele telefoons. Wie
gebruikt ze niet!? Elektronicaproducenten, de goud en de diamanthandelaren
zijn (in-)direct verant- woordelijk voor conflicten omdat bekend
is waar deze stoffen oorspronkelijk vandaan komen. Wapens worden
hoogstwaarschijnlijk gefinancierd uit de opbrengsten van de handel
in deze kostbare mineralen. Wapenhandelaren zijn daarom ook medeplichtig
aan de conflicten. Conflict- of bloeddiamanten spreken het meest
tot de verbeelding maar ook andere mineralen hebben soms, zij
het minder bekend, een bloedige oorsprong.
De exploitatie en export van de rijkdommen levert echter te weinig
op voor de lokale bevolking. Enerzijds wordt ‘legaal’
geëxporteerd door de machtshebbers in Kinshasa (door de generaals.
ook door middel van uitgifte van concessies en door deelname in
buitenlandse bedrijven en syndicaten) en anderzijds door smokkel
naar de buurlanden. Om exploratie en exploitatie in mineraalrijke
gebieden veilig te stellen wordt gebruik gemaakt van gewapende
beveiliging’, ingehuurd door officiële en illegale
organisaties. Niet zelden worden wapens en munitie illegaal ingevoerd
om het eigen gebied of de concessies te beveiligen. Diamanten
en goud in ruil voor wapens en munitie is zeker in Oost-Congo
aan de orde.
Voor de Mission de l’Organisation des Nations Unies en République
Démocratique du Congo (MONUC) betekende dit vooral bij
aanvang van de missie, in 1999, dat er ten eerste obstakels moesten
worden overwonnen op het gebied van taal en logistiek. De deployment
van troepen plus benodigd materieel vergden een enorme inspanning
omdat vervoer over de weg vrijwel niet mogelijk is, De logistieke
lijnen zij lang en vinden vrijwel uitsluitend door de lucht en
over de Congorivier plaats. Medewerking van de Congolese machtshebbers
was en is gebrekig door de dubbele politieke en economische agenda’s
van vooral de generaals in Kinshasa. MONUC begon aan een voortdurende
strijd tegen illegale wapentransporten en smokkel van diamant
en goud waarbij tegelijkertijd rekening gehouden moet worden met
enorme vluchtelingenstromen en schendingen van mensenrechten op
vrijwel alle niveaus.
Politieke ontwikkeling en democratische verkiezingen
Buitenlandse troepen
uit Uganda en Rwanda marcheerden in 1997 samen met de Congolese
opstandelingen onder leiding van Laurent Kabila van Katanga naar
Kinshasa om het bewind van dictator Mobutu Sese Seko omver te
werpen Na het einde van de macht van Mobutu ontstond een machtsvacuüm
in het oosten van het land en braken er verschillende oorlogen
uit. Buitenlandse militaire eenheden hielden de oostelijke provincies
bezet en zij konden op die manier de mineraalrijke gebieden in
Oost- Congo exploiteren.
Onder internationale druk heeft Kabila de buitenlandse troepen
terug moeten sturen naar de landen van herkomst. Het grootste
deel van de buitenlandse troepen zijn uiteindelijk uit Oost- Congo
verdwenen, echter met achterlating van grote hoeveelheden wapens
en munitie in de provincies Ituri, Noord-Kivu, Zuid en Katanga.
Het lag voor de hand dat de Ugandezen en de Rwandezen met tegenzin
uit Congo zijn vertrokken. Zij verloren immers de controle op
een lucratieve handel in mineralen.
Nog altijd bevinden zich gewapende buitenlandse groepen op Congolees
grondgebied. Uganda en Rwanda hebben tot op de dag van vandaag
belang bij de minerale rijkdommen van Congo. Uganda is bijvoorbeeld
een goud exporterend land, hoewel dat land zelf vrijwel geen bodemschatten
van dien aard heeft. Het geëxporteerde goud wordt voor een
groot deel illegaal Uganda binnengebracht vanuit Congo. Onderlinge
strijd tussen rivaliserende groepen, buitenlandse (para-)militaire
troepen en het Congolese leger barstte los. Oost-Congo werd in
anarchie gestort.
De instabiliteit door oorlogen en crimineel geweld maakte het
noodzakelijk om de VN-missie MONUC met een Hoofdstuk 7 mandaat
(peace enforcing) in te zetten met uiteindelijk ruim 16.875 man
internationale troepen, waarvan ongeveer 14.000 in Oost-Congo.
Na de moord op Laurent Kabila in 2001, werd zijn zoon Joseph Kabila
benoemd als hoofd van de transitional government en werden democratische
verkiezingen uitgeschreven. Een van de belangrijkste taken van
de VN-missie was het creëren van een zekere mate van stabiliteit
om de verkiezingen in oktober 2006 zo goed mogelijk te laten verlopen.
Mede dankzij een behoorlijke krachtsinspanning van MONUC zijn
de verkiezingen redelijk tot goed verlopen.
De twee grootste partijleiders, Joseph Kabila en Jean Pierre Bemba
hebben de verkiezingsstrijd gestreden die in het voordeel van
Joseph Kabila met zijn partij Parti du Peuple pour la Reconstruction
et la Démocratie (PPRD) is uitgevallen. Volgens het partijprogramma
zet de PPRD) zich in voor democratie en wederopbouw van het verpauperde
land. Kabila is echter zeer afhankelijk van de grillen van de
legerleiding, de strijdmakkers van zijn vader. Het gezag van de
centrale overheid in Ituri, Noord-Kivu, Zuid Kivu en liet noorden
van Katanga blijft echter zeer zwak, De tweede belangrijke taak
van MONUC is om na de verkiezingen de stabiliteit te bestendigen
totdat de Congolese overheid is staat is die taak over te nemen.
Het blijkt dat de overheid nog lang niet zo ver is.
MONUC heeft een grote rol gespeeld bij het faciliteren van de
verkiezingen. Op een enkel incident in Kinshasa na is het vrijwel
in het hele land rustig gebleven. Bemba kon gebruik maken van
zijn politieke onschendbaarheid zolang hij als volksvertegenwoordiger
kon op treden. Hij verloor van Kabila. Bemba loopt nu kans alsnog
ter verantwoording te worden ge roepen voor zijn vermeende misdaden
tegen de mensheid ten tijde van het Mobutu-regime. Nadat hij is
uitgeweken naar Congo Brazzaville en Portugal maakt hij aanstalten
om terug te keren naar zijn niet onaanzienlijke groep illegaal
gewapende aanhangers in Congo. Zijn terugkeer kan een bedreiging
vormen voor de veiligheid als hij zijn troepen opnieuw weet te
mobiliseren. Bemba geniet steun van(-uit) Uganda. Tegelijkertijd
blijft het instabiel in het oosten van Congo.
|
|
|
|
|
|
|
|
Dicht
regenwoud
|
|
Vaak
het enige transportmiddel
|
|
|
Het
Congolese leger
De samenstelling van het Congolese leger, de Forces Armées
de Ia République Démocratique du Congo (FARDC) veroorzaakt
een ernstig veiligheidsprobleem. Het Congolese leger opgebouwd
uit elementen van het voormalige leger Forces Armées Congolaises
MC) aangevuld met nieuwe rekruten. Deze nieuwe rekruten zijn meestal
afkomstig van toetredende llIegal Armed Groups (lAG) via de demobilisatie
programma’s Zo zijn er thans illegaal gewapende groepen
waarvan de leider officieel een hoge officier in het Congolese
leger is terwijl hij met zijn groep nog actief is met illegale
gewapende activiteiten. Congolese legereenheden gedragen zich
niet veel beter ten opzichte van de rebellerende groepen omdat
zij de bevolking ook regelmatig terroriseren
Schending van mensenrechten
In februari 2006 stelde de plaatsvervangende bevelvoerder van
MONUC dat de FARDC niet langer ondersteund zou worden als de schending
van mensenrechten zou blijven voort duren Een van de bronnen van
instabiliteit binnen de FARDC is het gebrek aan betaling van soldij.
De Europese Unie probeert met inzet van de EU-missie EUSEC Financieel
de betalingen van soldij in goede banen te lijden. Bovendien zijn
de legerleiding met hun commandanten in het veld regelmatig de
oorzaak van ernstige problemen van veiligheid en stabiliteit.
Corruptie en betrokkenheid bij een mengeling van illegale economische,
militaire en persoonlijke belangen heeft er meer dan eens voor
gezorgd dat hooggeplaatste officieren het landsbelang volledig
uit het oog verloren, De bevolking ervaart in een aantal gevallen
dat ‘bescherming’ door lAG’s beter is dan bescherming
door het officiële leger. De uitvoering van de VN-missie
heeft daardoor vertraging opgelopen en in sommige gevallen werden
VN-operaties zelfs door FARDC-officieren gedwarsboomd. Desondanks
zijn een aantal gezamenlijke FARDC-MONUC-operaties succesvol verlopen
dankzij MONUC’s niet aflatende druk tot presteren op FARDC-commandanten.
En dat met een grote nadruk op het naleven van mensenrechten.
Het succes van de VN-missie is af te meten aan de teruggekeerde
relatieve rust in de voormalige gevechtszones.
Corrupte Congolese legerleiding
Het schenden van mensenrechten door FARDC trekt een zware wissel
op de bereidheid van MONUC om het Congolese leger te faciliteren.
Daar tegenover staat dat de FAFDC, samen me de politiediensten,
een machtsfactor moet worden om veiligheid en stabiliteit te waarborgen.
Opleiden en trainen zijn minimale vereisten om een gedisciplineerde
legermacht te creëren die in staat is burgers te beschermen.
Regelmatige uitbetaling van soldij is daarbij cruciaal.
MONUC is door deze problemen meer dan eens voor het dilemma geplaatst
om al dan niet samen te werken met de FARDC. De corrupte Congolese
legerleiding blijft echter een struikelblok voor het creëren
en organiseren van een gedisciplineerd leger. Een van de programma’s
om een geïntegreerd en goed functionerend leger te bewerkstelligen
is het ‘brassageproces’ bedoeld om (etnisch) verschillende
eenheden te integreren binnen de FARDC. Nederland is hoofdsponsor
van het Congolese integratieprogramma voor de opbouw van het leger.
Brassage: het integreren van militairen
Na het brassageproces dienen deze FARDC-eenheden elders ingezet
te worden dan de gebieden waar deze militairen oorspronkelijk
vandaan komen. Zo wordt voorkomen dat legereenheden terugkeren
naar hun voormalig machtsgebied en dan vervallen in ‘oude
gebruiken’. De gevormde geïntegreerde brigades kunnen
worden ingezet in die gebieden waar ze geen of nauwelijks (etnische)
banden met de bevolking hebben. Problemen ontstaan onder meer
bij zo’n plaatsing naar een ander gebied in Congo. De familie,
vrouw, kinderen, veestapel en hele hebben en houden moeten de
vaak lange reis aanvaarden om zich bij de militair in kwestie
te voegen, die soms duizenden kilometers ver geplaatst is. Honderden
families beginnen zich te voet door het land te verplaatsen, met
alle problemen van dien.
Het brassage- of integratieproces verloopt thans moeizaam: militairen
moeten soms maanden in speciaal ingerichte centra wachten voor
de opleiding en training omdat het minimum aantal militairen voor
het starten van de opleiding en training in bepaalde centra niet
gehaald wordt. Steeds vaker blijkt dat de integratie niet goed
verloopt waardoor eenheden bij elkaar blijven. Die eenheden komen
niet zelden toch in de gebieden van herkomst terecht, met alle
gevolgen van dien.
Financiële wanorde en gebrek aan motivatie
Een herziening van het brassageconcept is noodzakelijk om te
komen tot een geïntegreerd leger. Elf geïntegreerde
brigades hadden in 2007 operationeel moeten zijn. Thans zijn slechts
vier redelijk goed geïntegreerde brigades inzetbaar. Het
Congolese Ministerie van Defensie blijkt onvoldoende in staat
het leger te hervormen . Financiële wanorde en gebrek aan
motivatie bij de legerleiding zijn daarvan enkele oorzaken. Als
de demobilisatiekampen vol zijn met ontwapende milities komt het
regelmatig voor dat de Congolese overheid geen geld beschikbaar
stelt om deze potentiële militairen via brassage te laten
integreren in de FARDC. Het gevolg is dat milities gedesillusioneerd
terugkeren naar de bush om daar mogelijk met grotere standvastigheid
de FARDC te bestrijden. Helaas reageert Kinshasa herhaaldelijk
niet op de afspraken die de ex-combattanten in de gelegenheid
moeten steden te demobiliseren en te kiezen tussen integratie
in het leger en het programma voor integratie in de burgermaatschappij.
De internationaal verkregen gelden die speciaal voor die doelen
bestemd zijn, worden zeer beperkt of in het geheel niet vrijgegeven
door de verantwoordelijke organisaties.
Het traag verlopende brassageproces heeft gevolgen voor de inzetbaarheid
van geïntegreerde brigades. Voor MONUC heeft dat onder meer
geleid tot zelfstandige gevechtshandelingen bij conflicten, zoals
bij het zogenoemde Sake incident. Ten westen van de stad Goma
ligt het dorp Sake, waar eind 2006 ernstige gevechten ontstonden
tussen FARDC-aanhangers van de dissidente generaal Nkunda en reguliere
FARDC-troepen. Twee FARDC-brigades kozen de zijde van Nkunda in
zijn strijd voor de bescherming van voornamelijk de Tutsi-bevolking
in Noord-Kivu. Door de inzet van MONUC-troepen kon deze crisis
toen bezworen worden, vrijwel zonder de vereiste medewerking van
geïntegreerde FARDC-eenheden.
Laurent Nkunda, een Tutsi, daagt de Congolese regering voortdurend
uit door ‘zijn’ gebied met militaire middelen te bezetten
en te verdedigen. In de tweede helft van 2007 zijn de gemoederen
opnieuw opgelaaid en zijn er aan beide zijden volgens een voorlopige
schatting meer dan honderdvijftig slachtoffers gevallen tijdens
gevechten tussen Nkunda en de FARDC. Ruim drie honderdduizend
burgers zijn door de gevechten op de vlucht geslagen. Mede door
gebrek aan (internationale) politieke wil is MONUC echter niet
in staat het opnieuw opgelaaide conflict te beugelen, al dan niet
door middel van militair ingrijpen. Hierbij speelt de fragiele
verhouding tussen Rwanda en Congo een belangrijke rol.
BelangenverstrengeIing
Uit deze crisis blijkt opnieuw dat van eenheid binnen de FARDC
geen sprake is. Belangenverstrengelingen aan de zijde van de FARDC-top
in Kinshasa maakte deze kwestie voor MONUC zeer complex. Toch
blijkt dat samenwerking van FARDC en MONUC ook succes kan hebben.
De mate van succes is sterk afhankelijk van de vraag wie de tegenstanders
zijn van de FARDC, FARDC-eenheden onderling en wie de tegenstanders
zijn van MONUC. Etnische afkomst van de strijdende partijen is
uiterst belangrijk als liet gaat om de wil tot confrontatie.
‘Joint Operations’ MONUC-FARDC
Een belangrijke MONUC-taak is het bestendigen van een stabiel
en veilig klimaat, waarbij de democratisch gekozen regering uiteindelijk
in staat moet zijn om de stabiliteit en veiligheid voor de bevolking
te waarborgen. MONUC doet dat door de democratisch gekozen regering
zoveel mogelijk te steunen en te faciliteren. Zo worden het Congolese
leger en politiediensten daar waar mogelijk door MONUC opgeleid
en getraind. Tijdens Joint Operations verzorgde MONUC regelmatig
logistieke ondersteuning aan de FARDC en verleende de Eastern
Division behoorlijke operationele bijstand tijdens de gevechten
met lAG’s.
MONUC initieerde verschillende operaties, waarbij een faciliterende
rol ten behoeve van de FARDC werd vervuld. De samenwerking verliep
soms moeizaam door gebrek aan communicatie. De FARDC beschikt
over een zeer beperkt aantal communicatiemiddelen, waardoor de
reactiesnelheid laag is. Ook het gebrek aan dis- cipline bij FARDÇ-eenheden
is verontrustend. Het blijkt dat de militairen vaak niet goed
of zelfs in het geheel niet zijn uitgerust voor de taken die zij
moeten uitvoeren. Er heerst ook gebrek aan uniformen, schoeisel,
bewapening, munitie en in sommige gevallen was er zelfs onvoldoende
voedsel beschikbaar.
MONUC heeft in die gevallen zo goed mogelijk het FARDC geholpen
met vrijwel alle beschikbare middelen. MONUC nam regelmatig de
logistieke taken van het Congolese leger voor haar rekening, zoals
verplaatsing van troepen en de voorzieningen van noodzakelijke
middelen in voorbereiding van nieuwe deployment en operaties.
De gevechtskracht van de FARDC is beperkt. Gevechten tegen lAG’s
verlopen regelmatig chaotisch. Door slechte vuurdiscipline ontstond
regelmatig en vrijwel direct een gebrek aan munitie. Het gevolg
was dat de FARDC-militairen zich uit de voeten maakten, waarbij
de commandant het overzicht en de controle over de troepen volledig
verloor. Op cruciale momenten heeft MONUC voor aanvoer van schoeisel,
munitie en voedsel gezorgd ten behoeve van de strijdende FARDC-troepen
te velde.
De leefomstandigheden van FARDC-eenheden zijn soms schrijnend.
De kampementen en vooral de sanitaire omstandigheden zijn slecht
door gebrek aan materiaal en onderhoud. Als gevolg daarvan wordt
de plaatselijke bevolking gedwongen ‘faciliteiten’
te leveren. Illegale tolheffing op de wegen ter compensatie van
niet ontvangen of onvoldoende soldij is geen uit zondering. Meer
dan eens werden soldaten voorzien van voedselrantsoenen en water
van MONUC omdat er domweg onvoldoende voedsel aanwezig was. Hier
werd ook voorkomen dat de lokale bevolking beroofd werd van voedsel
en meer.
De FARDC is niet in staat haar aanvankelijk goede kampementen
adequaat te onderhouden. Afgezien van de gebrekkige discipline
en motivatie waren de uitkomsten van operaties alleen daarom al
onvoorspelbaar. De militaire bijstand van MONUC aan FARDC is doorslaggevend
geweest voor het welslagen van verschillende operaties. Operatie
Ituri Explorer is een van die succesvolle operaties.
Operatie ‘Ituri Explorer’
Begin mei 2006 lanceerden
rond 2.000 soldaten van het Congolese regeringsleger, ondersteund
door MONUC-troepen, een offensief tegen de overgebleven rebellengroepen
in de provincie lturi. Doel van het offensief was de rebellen
vóór de verkiezingen te ontwapenen en het staatsgezag
in de regio te herstellen, Als gevolg van de gevechten sloegen
minimaal 10.000 Congolese burgers op de vlucht. Tijdens acties
waarbij MONUC de achterhoede vormde bleek regelmatig dat FARDC-militairen
zich al bij de eerste vuurwisseling terugtrokken. Een probleem
voor MONUC was hierbij dat de passerende FARDC-militairen vaak
niet herkenbaar waren door hun soms wonderlijke uitdossing (geen
uniformen). FARDC-militairen zijn vaak niet te onderscheiden van
de milities. Dat leidde tot verwarrende en levensgevaarlijke situaties.
Vooral door luchtsteun van MONUC is de operatie desondanks een
succes geworden, De Russische MI 25-gevechtshelikopters zijn een
van de meest effectieve wapens gebleken. De MI 25’s zijn
vooral berucht om hun snelheid en vuurkracht. Maar de gevechtshelikopters
van MONUC konden niet altijd gericht vuur uit brengen omdat het
doel niet geïdentificeerd kon worden, Het onderscheid tussen
troepen van de FARDC en die van de millties was vanuit de helikopter
gezien soms niet duidelijk. Bij door MONUC ingezette luchtsteun
ontbrak het aan goed opgeleide Forward Air Controllers waardoor
de MI 25-gevechtshelikopters vrijwel niets anders konden doen
dan voor afschrikking in de lucht te vuren. Collateral damage
werd zodoende voorkomen.
Ook eenvoudige communicatievormen zoals radiogebruik plus het
gebruik van rookpotten om richting te geven aan de helischutter
werden niet of onvoldoende benut. Bovendien werd er alleen tijdens
daglicht gevlogen afgezien van ’de nachtvluchten die uitsluitend
uitgevoerd werden om en nabij het vliegveld. Slecht weer, beperkte
navigatieapparatuur en beschietingen vanaf de grond werden (soms
onterecht) als redenen aangevoerd om niet ‘s nachts en /
of niet laag te vliegen. Recce vluchten werden vaak boven de 3.000
meter uitgevoerd waardoor foto- en filmopnamen vrijwel onbruikbaar
waren voor intelligence-doeleinden.
Toch waren de helikopters van doorslaggevend belang bij menig
operatie. Rebellen waren bekend met de enorme vuurkracht van de
heli’s. De afschrikkende werking die daarvan uitging was
vaak al voldoende om controle over de situatie te krijgen. Ondanks
de vele problemen was operatie Ituri Explorer succesvol en hebben
de rebellenleiders Justin Wanaloki. alias ‘Cobra Matata’
van de Forces de Resistance Patrotique et Ituri (FRPI), Matthieu
Ngudjolo van de Movement Revolutionaire du Congo (MRC) en later
Piter Karim Front des Nationalistes et Integrationistes (FNI)
de handdoek in de ring gegooid door de gevechtshandelingen te
staken. Deze groepen vormen op dit moment geen ernstige bedreiging
meer. De vluchtelingen keren onder begeleiding van de UNHCR langzaam
maar zeker terug naar hun dorpen.
MONUC moet ook rekening houden met strijdende groepen van buitenlandse
afkomst. Deze IIIegaI Armed Groups (lAG) opereren vooral in de
grensgebieden zonder rekening te houden met de officiële
grenzen. MONUC moet daarom in contact blijven met de strijdkrachten
van Sudan, Uganda en Rwanda om conflicten te voorkomen en de situatie
in Congo beheersbaar te houden.
|
|
|
|
|
|
|
|
Gezamenlijke
patrouille MONUC-FARDC
|
|
Vaak
tegenstrijdige belangen
|
|
|
Liaison
tussen de strijdkrachten van Congo, Uganda en Sudan
Eind 2006 en begin 2007 zijn op initiatief van MONUC drie bijeenkomsten
georganiseerd waarbij onder andere de commandant van het Ugandese
leger (UPDF) en stafofficieren van het Congolese leger aanwezig
waren. Bij de laatste ontmoeting waren ook vertegenwoordigers
van het Sudanese leger de SPLA aanwezig. De ontmoetingen vonden
plaats in de plaatsen Kasese en Arua, in Uganda. Het doel van
die bijeenkomsten was het verbeteren van samenwerking tegen lAG’s
in het grensgebied van Congo, Uganda en Sudan. Volgens de Ugandese
delegatie ging het daarbij vooral om de activiteiten van zogeheten
Lord’s Resistance Army in het uiterste noordoosten van Congo
en de rebellengroepen in de Congoprovincies Kivu en Ituri (ADF’
FRPI en MRC).
Een belangrijk doel van de bijeenkomsten was het vestigen van
liaisonkantoren in Fort Portal (Uganda). Bunia en Aru (Congo).
Het is de bedoeling om teams van officieren uit beide legers te
vormen en deze op genoemde locaties te plaatsen. Speciaal voor
controlerende taken moeten deze teams in de gelegenheid gesteld
worden om de aanwezigheid en de acties van genoemde rebellen groepen
te verifiëren, Tijdens de vergaderingen bleek dat vooral
Uganda druk zette op het vestigen van de liaisonkantoren, waarmee
de indruk gewekt werd dat het vooral ging om het vergaren van
inlichtingen ten behoeve van het Ugandese leger.
Dit artikel gaat later in op de vermoedelijke beweegredenen van
Uganda. Ondanks de Ugandese SigInt bleek de intell van de Ugandezen
tijdens de sessies verrassend mager. MONUC faciliteerde de bijeenkomsten.
De uitkomst van de drie bijeenkomsten werd vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Tot op heden zijn niet veel van de afspraken gerealiseerd. Onderliggende
politieke, militaire en economische belangen zijn mogelijk van
invloed geweest op het niet uitvoeren van wat was overeengekomen.
Voor MONUC waren deze bijeenkomsten van belang om kennis te nemen
van de militaire intenties en ideeën van de buurlanden Uganda
en Sudan. Overbodig om te zeggen dat die informatie noodzakelijk
is om ‘spanningen’ vroegtijdig te signaleren en daar
eventueel op in te spelen. De internationale wapenhandel en smokkel
zijn slechts enkele redenen om de contacten met de buurlanden
te onderhouden. Congo blijft last hebben van illegaal geïmporteerde
wapens en munitie, hoogstwaarschijnlijk aangevoerd vanuit Uganda.
Wapenhandel
Vijftig tot zestig procent van de wapens gebruikt in Congo zijn
AK-47s, of replica’s daarvan. Andere wapens komen onder
meer uit Duitsland, Frankrijk. België. Groot-Brittannië
en andere landen. Gedurende het demobilisatie- en ontwapeningsproces
worden wapens ingenomen als mortieren plus munitie, machinegeweren,
Rocket Propelled Grenades (RPG), antipersoneelsmijnen, antitankmijnen
en verschillende soorten granaten. Vrijwel al deze wapens zijn
buiten Afrika geproduceerd.
In de Ugandese plaats Noyanyola staat echter een wapenfabriek
waar zogenaamde kleine’ wapens en munitie geproduceerd worden.
Vermoedelijk speelt ook deze fabriek een rol bij de leveranties
van wapens aan rebellengroepen in naburige landen. In november
2005 onder zochten onderzoekers van Control Arms in de RDC de
herkomst van de 1100 wapens, door MONUC verzameld in Bunia, in
het Ituri-district. Zeventien procent van de onderzochte wapen
waren Chinese kopieën van de AK-47, bekend als type 56. Na
een analyse van de serienummers bleek dat de AK’s gefabriceerd
waren in Egypte, Roemenië, Bulgarije, Servië en Rusland.
Het aantal van de in circulatie zijnde wapens is onbekend. Hoogstwaarschijnlijk
is slechts een fractie van de wapens ingenomen. Voorzichtige schattingen
spreken over aantallen van 40.000 tot 70.000 AK’s die in
het gebied aanwezig zijn. In ieder geval blijkt dat het relatief
eenvoudig is om aan wapens te komen. In Noordoost-Congo worden
wapens verhandeld tegen diamanten en waardevolle mineralen, zoals
goud en col tan. De invoer van wapens vindt plaats via de omringende
landen, waaronder de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR), Sudan,
Uganda en Rwanda. De handel en wandel van wapen smokkelaars als
Victor Bout (ex-KGB, Tadjik) en handelaar Leonid Menin (een Israëlische
zakenman) duiken op in de geschiedenis van wapen handel in Congo.
Deze heren zijn medeverantwoordelijk voor de bloedige conflicten
in voornamelijk West-Afrika (Sierra Leone, Liberia en Centraal-Afrika).
Door het gebrek aan centrale controle op grondstofwinning kunnen
inkomsten uit de exploitatie van natuurlijke rijkdommen door verschillende
groepen vrij eenvoudig gebruikt worden om de wapenhandel te financieren.
Het gebrek aan mogelijkheden om de herkomst van wapens vast te
stellen, bijvoorbeeld door het ontbreken van serienummers, bemoeilijkt
het tegengaan van de handel. De autoriteiten van Rwanda, Uganda
en Congo zelf werken niet optimaal mee aan het toezicht van het
Panel of Experts op de wapenhandel. Meldingen van illegale grensoverschrijdingen
van wapens en munitie kunnen niet altijd tijdig door MONUC opgevolgd
worden zonder de medewerking van het Congolese leger en politie.
Het gaat bij die meldingen om wapenleveranties die per boot via
de meren of door middel van helikopters en kleine vliegtuigen
het land binnenkomen.
De Congolese controle op de meren ontbreekt terwijl de controle
op het luchtruim gebrekkig is. Het luchtruim in het noordoosten
van Congo wordt gecontroleerd door de luchthaven Entebbe (Uganda),
niet door Congolese autoriteiten. Laagvliegende toestellen en
snelboten worden niet waargenomen, althans niet of niet tijdig
doorgegeven aan MONUC. Het gebrek aan adequate radarsystemen maakt
het ook voor MONUC vrijwel onmogelijk om illegale smokkel en wapenhandel
effectief te bestrijden.
Uganda, mineralen en de 'Lord-s Resistance Army'
In verband met economische belangen in Congo maakt Uganda er
een internationale zaak van om het grondgebied van Congo te kunnen
betreden onder de dekmantel van het verdrijven van de zeer beruchte
Lord’s Resfstance Army (LRA) van Joseph Kony. Het is min
of meer bevestigd dat LRA-elementen zich vermoedelijk bevinden
in de noordoostelijk gelegen Province Oriental, geconcentreerd
in het Garamba National Park.
De president van Uganda, Yoweri Museveni, heeft er meerdere malen
bij Kabila op aangedrongen het Ugandese leger toe te laten op
Congolees grondgebied om de LRA uit te schakelen. Uganda gebruikt
dit argument (ook) om de smokkelroutes vanuit Congo naar Uganda
open te houden en beter te beheersen dan nu het geval is. De vredesonderhandelingen
tussen Uganda en de LRA zijn begonnen nadat de LRA in een zwakke
positie is gekomen. Het is duidelijk dat de Peace Talks tussen
Uganda en de LRA in Juba (Sudan) geen of onvoldoende effect hebben
gehad. Daarnaast is het opvallend dat op de momenten dat er een
belangrijke stap in het vredesproces genomen kan worden, er van
Museveni harde publieke verklaringen tegen Kony (en de LRA) volgen,
met als resultaat dat de onderhandelingen keer op keer worden
afgebroken.
Museveni heeft er kennelijk belang bij om militaire controle in
het noordelijk deel van Uganda te verstevigen en tegelijkertijd
te kunnen opereren in Zuid-Sudan en Noordoost Congo. Museveni
heeft er klaarblijkelijk geen belang bij om het LRA-probleem definitief
op te lossen, ook omdat de LRA de internationale aandacht afleidt
van zijn werkelijke problemen met het noorden van Uganda. Museveni
is van de stam Banyakole, uit de zuidelijke provincie in Uganda.
Omdat de politieke en militaire tegenstanders van Museveni uit
het noorden van Uganda komen heeft hij belang hij een stevige
militaire greep op het aanzienlijk minder ontwikkelde deel van
Noord-Uganda. (Voormalig president ldi Amin Dada en ook huidige
politieke tegenstanders komen uit de noordelijke en noord-noordwesteijke
provincies van Uganda.) Uganda heeft een drieledig belang:
Toegang tot Congo, verstevigde controle op Noordwest-Uganda en
het bestrijden van de LRA, Het kat-en-muisspel tussen Museveni
en Kony betekent een nachtmerrie voor het International Criminal
Court (ICC) in Den Haag. Het Interna- tionaal Strafhof stelde
de leiders van de LRA in oktober 2005 in staat van beschuldiging
wegens schendingen van de mensenrechten. De kwestie van Joseph
Kony en consorten heeft Museveni onder de aandacht van het ICC
ge bracht, op grond waarvan arrestatiebevelen zijn uitgeschreven
tegen Kony en tegen zijn top commandanten. ICC bevindt zich echter
in een uitermate moeilijke positie waarbij enerzijds vredesonderhandelingen
met LRA worden gevoerd terwijl er anderzijds arrestatiebevelen
tegen de LRA-top uitgevaardigd zijn. ICC staat onder internationale
druk om de vredesonderhandelingen niet te verstoren (door middel
van arrestaties) en wordt zelfs verzocht de arrestatiebevelen
in te trekken ter voorkoming van meer slachtoffers.
Het intrekken van die zogeheten arrest warrants is echter onmogelijk
omdat de zaak tegen Kony en cs volgens Ugandees en volgens het
internationale recht hard is. Kony wil gegarandeerde amnestie
en dreigt tegelijkertijd nieuwe (kind)-slachtoffers te maken,
zoals LRA onder zijn leiding dat al jarenlang doet. De onderhandelaars
in Juba vrezen dat als Kony geen amnestie krijgt, er meer slachtoffers
zullen vallen door nieuwe gewelddadigheden die de LRA eigen zijn.
Museveni speelt met de in stand gehouden impasse door Kony in
het nauw te drijven en tegelijkertijd het LRA-fenomeen voor de
wereld in stand te houden. Hij hoopt zodoende zijn controle op
zijn politieke opponenten in het noorden te verbeteren met verhoogde
militaire aanwezigheid en tegelijkertijd de toegang tot de rijkdommen
in Congo te forceren.
Door gebrek aan ondersteuning en middelen kan het ICC niet daadkrachtig
tegen Kony cs optreden en het ICC heeft daardoor een min of meer
passieve houding aan moeten nemen. Militair gezien is de kwestie
oplosbaar indien de drie landen Sudan, Uganda en Congo gezamenlijk
overeenkomen de kwestie op te (laten) lossen door Kony met zijn
LRA voorgoed uit te schakelen. De VN heeft de druk op MONUC opgevoerd
om in samenwerking met de FARDC tenminste de LRA van het Congolese
grond gebied te verdrijven. Een gezamenlijk verzoek van de drie
landen aan de VN is vooralsnog niet te verwachten: Sudan laat
thans slechts schoor- voetend VN-troepen toe om de crisis in Darfur
te stabiliseren, niet voor een in de ogen van de Sudanese regeling
minor LRA-probleem in het zuiden van het land. Recent heeft Sudan
bovendien verklaard het ICC niet te erkennen en zich te weren
tegen (de activiteiten van) het ICC. De wrede LRA wacht zijn kansen
af. In 2006 zijn langs de grens tussen Uganda en Congo UPDF troepenconcentraties
onder licht pantser waargenomen.
MONUC heeft het mandaat om de LRA effectief in de RDC aan te pakken
maar het ontbreekt aan de juiste middelen omdat effectief te doen.
De nationale en internationale politiek heeft kennelijk een andere
prioriteit: een felle militaire actie komt niet ten goede aan
het beeld van stabiliteit en veiligheid dat de wereld thans van
Congo heeft. In de regio spelen bovendien andere belangen die
de betrekkingen tussen Congo en Uganda beïnvloeden. Er is
olie.
Olie, het Zwarte goud
Er zijn grote hoeveelheden olie gevonden in en om het Lake Albert.
In Congo en Uganda zijn de concessies al uitgegeven terwijl grootschalige
olieboringen gepland zijn ten zuiden en midden in het meer. Een
Canadees mijnbouwbedrijf, Heritage Oil, heeft in beide landen
de exploitatierechten gekregen. De geschatte olieproductie bedraagt
6.000 vaten per dag. Heritage 0il, althans een directielid daarvan,
heeft in het verleden met succes zaken gedaan (diamant) met medewerking
van een Zuid-Afrikaanse Private Militaiy Army in Sierra Leone.
De ingehuurde Private Military Army, Executive Outcoms bracht
in de jaren negentig korte tijd stabiliteit in Sierra Leone in
ruil voor mijnbouwconcessies. De bewaking van olie concessiegebieden
in Uganda en Congo brengt meer wapens, en daarmee instabiliteit,
in de regio. Ondanks dat MONUC kosten noch moeite spaart om de
illegale wapenhandel tegen te gaan blijkt toch dat er vrij moderne
wapens met bijbehorende munitie het in gesmokkeld worden. Congo
is echter nog niet in staat gebleken om de exploitatie van olie
en andere kostbare mineralen in maatschappelijk goede banen te
leiden, laat staan om de beoogde revenuen ten goede te laten komen
aan de lokale bevolking. De lokale bevolking gaat onvermijdelijk
hinder ondervinden van de olie-exploitatie door onder meer bodemerosie,
vervuiling (visserij) en mogelijk opnieuw gewapend conflict. Er
ontstaat een potentieel gevaar dat lokale stammen zullen opstaan
tegen de nieuwe vorm van exploitatie van bodemschatten waar de
‘coalitie Kinshasa-Kampala’, en niet de bevolking,
de vruchten van zal plukken.
De oliehandel in Uganda wordt vooral beheerd door de broer van
Yoweri Museveni, generaal Salim Saleh. In een politiek instabiel
klimaat zal Kabila echter geen oppositie tegen Museveni, ‘de
medestrijder’ van zijn vader, willen voeren. In het kader
van het LRA-probleem worden er door Congo en Uganda onderhandelingen
gevoerd om Ugandese militairen toe te laten op Congolees grondgebied.
Vooralsnog heeft dat niet geleid tot grote onrust bij de bevolking
ondanks dat Kabila neigt naar beperkt toelaten. De spanning tussen
beide landen wordt voorlopig geneutraliseerd door op hoog politiek
niveau ‘economische en militaire zaken’ onderling
te regelen. MONUC kan binnen haar mandaat slechts waarnemen en
rapporteren. Ingrijpen bij dreigende instabiliteit moet MONUC
aan de politiek en de VN overlaten.
Van Congo via Sudan en Uganda komen we bij Rwanda, het door genocide
geteisterde en verscheurde land. Duizenden vluchtelingen zijn
door het Hutu contra Tutsi geweld in 1994 de grens met Congo overgestoken.
Onder hen bevonden zich veel daders van slachtpartijen die zich
hebben verenigd in een zeer gewelddadige organisatie. Een IAG
in Congo die niet aan de aandacht van MONUC mag ontsnappen.
Rwanda en de FDLR
De FDLR (Forces Democratiques pour la Liberation du Rwanda) is
ontstaan uit de voormalige leden van de Rwandese politiek en (para)-militaire
organisaties die verantwoordelijk zijn voor de genocide in Rwanda
in 1994. Meer dan 800.000 mensen. Hutu’s en Tutsi’s
zijn daarbij in ongeveer honderd dagen afgeslacht. Na de machtsovername
door Paul Kagame, een Tutsi, werden de strijders uit Rwanda naar
Congo (toen Zaïre) verdreven. FDLR heeft tot doel de regering
in Rwanda omver te werpen en de Hutu dominantie te herstellen.
FDLR is een van de belangrijkste bedreigingen voor de veiligheid
van het Great Lakes gebied omdat zij de bevolking in de Congo
terroriseert en een bedreiging vormt voor de regering van Rwanda.
In 2006 heeft de organisatie gebruik gemaakt van de relatieve
rust om zich beter te organiseren met hulp van uitgeweken leiders
in Europa. Tot op de dag van vandaag is de FDLR betrokken bij
de illegale mijnbouw en exploitatie, illegale belastinginning
en gruwelijke schendingen van de mensenrechten. De FDLR is actief
in de beide Kivu-provincies. De FARDC is niet in staat gebleken
de FDLR te neutraliseren. De inzet van MONUC heeft ertoe bijgedragen
dat de FDLR zich tot nu toe niet grootschalig militair manifesteert.
De FDLR blijft echter voor onrust zorgen op Congolees grondgebied.
Security Sector Reform
De Democratische Republiek Congo is een falende staat. Dat wil
zeggen, een staat die niet bij machte is (grote delen van) zijn
grondgebied te beheersen, noch de veiligheid van zijn burgers
te garanderen, aangezien hij zijn monopolie op geweld verloren
heeft; niet langer in staat is de interne rechtsorde te handhaven,
zijn bevolking geen openbare diensten meer kan leveren noch de
voorwaarden daartoe kan scheppen. Het falen van de staat heeft
niet alleen nationale consequenties maar steeds vaker zijn de
problemen grensoverschrijdend, waardoor negatieve effecten wereldwijd
voelbaar zijn. Dat uit zich niet zelden in illegale wapenhandel,
grove schendingen van mensenrechten en vluchtelingenstromen. Conflicten
in falende staten kunnen de regionale, nationale en uiteindelijk
ook de internationale stabiliteit en veiligheid in gevaar brengen.
Falende staten vormen vaak een toevluchtsoord voor criminele (oorlogs-)organisaties
en criminele individuen. In delen va Congo wordt de bevolking
ongestraft geterroriseerd door grensoverschrijdende, staatgevaarlijke
milities en organisaties. Neem daarbij de enorme afmetingen van
het land, de slechte infrastructuur, etnische verschillen en het
inhalige winstbejag en zie daar de complexiteit van factoren die
veiligheid voor het overgrote deel van de bevolking in de weg
staat. In deze fase is het militair afdwingen van stabiliteit
noodzakelijk om een safe and secure environment te bewerkstelligen.
Aangezien het falen van staten het gevolg is van een samenstel
van oorzaken is voor het bestrijden ervan een geïntegreerd
beleid vereist. Elementen als ontwikkeling, politiek, diplomatie,
economie en defensie dienen daarbij betrokken te zijn. Op basis
van het Hoofdstuk 7 mandaat (peace enforcing) heeft de VN-Veiligheidsraad
besloten tot militair ingrijpen in Congo.
De primaire rol van militairen in falende staten in het creëren
van veiligheid en stabiliteit als voorwaarden voor duurzame wederopbouw.
CIMIC-projecten staan vooral in het teken van de ondersteuning
van de veiligheid en acceptatie van de vredesmacht maar maken
strikt genomen geen deel uit van de wederopbouw. Wel is het zo
dat CIMIC als eerste aanzet kan dienen om tot wederopbouw te komen.
De onlangs verschenen notitie ‘Wederopbouw na gewapend conflict’
van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Economische
Zaken, stlet dat ook in het wederopbouwproces een taak is weggelegd
voor Defensie. Dit geldt in het bijzonder voor hervorming van
de veiligheidssector (SSR) en demobilisatie (DDR, Disarmement,
Demobilisation an Reintegration).
Een belangrijke les van de afgelopen jaren is immers dat vrede
en veiligheid voorwaarden zijn voor duurzame ontwikkeling. Hervorming
van de veiligheidssector (leger en politie) moet daarom een integraal
onderdeel gaan vormen van wederopbouwprocessen. Om invulling te
geven aan interdepartementaal geïntegreerd beleid op het
gebied van de vrede, veiligheid en ontwikkeling heeft Nederland
besloten tot de opzet van een interdepartementaal SSR-team (Buitenlandse
Zaken en Defensie). Het Nederlands beleid ten aanzien van SSR
– DDR in het Great Lakes gebied vertaalt zich thans vooral
in de financiering van het opleiden en trainen van leger en politie.
De Nederlandse samenwerking met de VN, de EU en de Wereldbank
komt in dit verband nog onvoldoende tot haar recht.
Conclusie
There is always a golden line around the darkest cloud…
Door de goed verlopen verkiezingen lijkt dat de relatieve rust
in Oost-Congo is weergekeerd. MONUC heeft aan de veiligheid en
stabiliteit bijgedragen door zorgvuldig en waar nodig hard op
te treden in soms zeer complexe conflicten. Door de immense afmetingen
van het land blijft het centrale gezag in de oostelijke provincies
zeer zwak. Naast etnische conflicten wordt het land geregeerd
door need and greed. Het in potentie rijkste land van Afrika wordt
geteisterd door internationaal georganiseerde plundering, waarbij
de ‘gewone’ bevolking een humanitaire crisis doormaakt.
Ondanks dat heeft de VN-missie een wezenlijke bijdrage geleverd
door vooral in het oosten van het land een grotere mate van stabiliteit
en veiligheid te creeëren. De FARDC moet verbeteren. Dat
kost tijd. Tijd die niet verloren mag gaan door Congo nu achter
te laten in een schijnveiligheid. Nu de relatieve rust is weergekeerd
moet ook de economische ontwikkeling versneld op gang gebracht
worden. Met meer intensieve SSR-programma’s en met behulp
van de internationale gemeenschap kan de wederopbouw van Congo
het gewenste effect krijgen van een veilige en stabiele omgeving.
Er is nog een lange weg te gaan maar op termijn zullen meer mensen
wereldwijd kunnen profiteren van een stabiele samenleving.
Bovengenoemd artikel
is eerder verschenen in de MILITAIRE SPECTATOR (jaargang 177 nummer
2 in 2008). De auteur is A.Th. Polet, luitenant ter zee der eerste
klasse
|
|
|