SHARP VIGILANCE, SHARP FENCE

(ITALIE)

 

     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


ITALIE

SHARP VIGILANCE, SHARP FENCE

Duur: Sharp Vigilance 19 juli 1992 - 22 november 1992
Duur: Sharp Fence 22 november 1992 - 15 juni 1993
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marine
Aantal militairen: 408
Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden

De federatieve volksrepubliek Joegoslavië bestond sinds haar oprichting in 1945 uit zes deelrepublieken: Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en Macedonië. In Servië lagen verder nog twee autonome provincies: Vojvodina en Kosovo. Joegoslavië was een lappendeken van bevolkingsgroepen met elk hun eigen religie, cultuur en visie op het verleden. President Josip Broz Tito wist de federatie 35 jaar lang, tot zijn dood op 4 mei 1980, bijeen te houden. Die eenheid moest Tito echter gaandeweg met politieke en economische concessies aan de deelrepublieken en provincies afkopen. De emancipatie van de republieken en provincies werd met name bekrachtigd in de grondwet van 1974.
De economische neergang en de opkomst van het Servische nationalisme zorgden in de loop van de jaren tachtig voor een fataal mengsel, dat het einde van de federatie zou inluiden. De Serviërs wensten - als sterkste natie - het behoud van een krachtige Joegoslavische eenheidsstaat als garantie voor het behoud van hun politieke macht en culturele identiteit. De economische en politieke emancipatie van de andere republieken en de Albanese meerderheid in Kosovo kon hen vanzelfsprekend weinig bekoren. De Serviërs vreesden bovendien voor de rechten van hun volksgenoten in de andere deelrepublieken. De Servische president Slobodan Milosevic zag het Servische nationalisme als een handig vehikel voor zijn persoonlijke aspiraties. Hij stookte het nationalistische vuurtje op door een Groot-Servië te bepleiten en zich als de beschermer van alle Serviërs in Joegoslavië op te werpen. Dat leidde onvermijdelijk tot een botsing met Slovenië en Kroatië, die juist naar meer onafhankelijkheid streefden. De beide deelrepublieken zagen de keiharde manier waarop het door Servië gedomineerde Joegoslavische federale leger (JNA) eind jaren tachtig afrekende met het Albanese verzet in Kosovo als een verontrustend voorteken. Op 25 juni 1991 riepen Slovenië en Kroatië hun onafhankelijkheid uit. Het JNA intervenieerde vrijwel onmiddellijk. Om Slovenië werd weinig gevochten, vooral omdat er door de tamelijk homogene bevolkingssamenstelling nauwelijks problemen met grote minderheidsgroepen waren. De kortstondige oorlog eindigde na bemiddeling van de EG op 7 juli in een staakt-het-vuren, het akkoord van Brioni.
De situatie in Kroatië was vanwege de grote Servische minderheid veel complexer. De Kroatische Serviërs zagen in de verkiezingsoverwinning van de Kroatische nationalist Franjo Tudjman in mei 1990 een anti-Servisch complot. De regio Knin (Krajina), waar veel Serviërs woonden, verklaarde zich in september 1990 onafhankelijk. Een poging van de inmiddels tot president benoemde Tudjman om het rebelse Servische staatje van de kaart te vegen, werd verhinderd door het JNA, in die regio onder bevel van de Servische generaal en ultranationalist Ratko Mladic. Het JNA voorzag de Servische militie in Knin zelfs van wapens. Het onervaren Kroatische leger verloor grote gebieden (Krajina, Oost- en West-Slavonië) aan de Serviërs. Op 2 januari 1992 werd een wapenstilstand van kracht. Twee weken later, op 15 januari 1992, erkende de EG Slovenië en Kroatië als onafhankelijke staten.
Milosevic en het JNA zetten ondertussen ook de Serviërs in de deelrepubliek Bosnië tegen de andere bevolkingsgroepen op, en met succes. De Bosnische Serviërs riepen op 5 januari 1992 een eigen republiek uit. Deze bestond uit zes verspreid van elkaar gelegen gebieden met een Bosnisch-Servische meerderheid. De Bosnische Serviërs wensten deze gebieden met elkaar te verbinden om vervolgens aansluiting bij Servië te zoeken. Etnische zuivering en genocide waren in de ogen van de Servische milities de meest doelmatige manier om dat te bereiken. Kroaten en Moslims riepen vervolgens op 3 maart 1992 de onafhankelijke staat Bosnië uit.
De oorlog in Bosnië begon op 2 april 1992 met een aanval van Servische milities op de Moslimbevolking van de Noord-Bosnische stad Bijeljina. Enkele dagen later schoten Servische scherpschutters in de Bosnische hoofdstad Sarajevo op de deelnemers aan een vredesdemonstratie. De artillerie van het JNA begon dezelfde avond haar beschietingen op Sarajevo. Een dag later, op 6 april 1992, erkenden de EG en de VS de onafhankelijkheid van de republiek Bosnië. Het door Serviërs gedomineerde federale parlement in Belgrado riep vervolgens op 27 april 1992 de nieuwe Federale Republiek Joegoslavië (FRJ: Servië en Montenegro) uit.

Het VN-mandaat en de taken

De Veiligheidsraad stelde op 25 september 1991 in resolutie 713 een wapenembargo voor heel Joegoslavië in en kondigde op 30 mei 1992 in resolutie 757 een handelsembargo tegen Servië en Montenegro af. Schepen van de NAVO en vliegtuigen van de West-Europese Unie (WEU) begonnen in juli 1992 in het kader van de operaties Maritime Monitor (NAVO) en Sharp Vigilance (WEU) met het observeren van het scheepvaartverkeer op de Adriatische Zee richting Joegoslavië. De ervaring leerde al snel dat waarnemen nul en generlei waarde had zonder de mogelijkheid overtredingen af te straffen. De Veiligheidsraad besloot daarom op 16 november 1992 in resolutie 787 dat de schepen van de lidstaten het recht hadden het embargo desnoods met geweld af te dwingen. De NAVO en de WEU boden de VN in dit kader vanaf 22 november schepen en vliegtuigen aan voor de operaties Sharp Fence (WEU) en Maritime Guard (NAVO), die respectievelijk de operaties Sharp Vigilance en Maritime Monitor vervingen. Beide operaties gingen op 15 juni 1993 over in de gezamenlijke operatie Sharp Guard, die onder operationeel bevel stond van de NAVO-commandant Allied Naval Forces Southern Europe. De schepen waren in eerste instantie onderdeel van de Standing Naval Forces Mediterranean (STANAVFORMED), later stelden ook de Standing Naval Forces Atlantic (STANAVFORLANT) schepen beschikbaar. Het embargo werd door de VN op 18 juni 1996 opgeschort en op 2 oktober 1996 opgehe-ven.

Het Nederlandse aandeel in de afdwinging van het embargo op de Adriatische Zee

Voor de operaties Sharp Vigilance en Sharp Fence leverde ons land twee P-3C Orion-patrouillevliegtuigen, die vanaf het naval air station Sigonella op Sicilië het scheepvaartverkeer in het zuidelijk deel van de Adriatische Zee observeerden. Nederland handhaafde deze bijdrage van één fregat en twee Orions toen de operaties Sharp Fence en Sharp Vigilance in de operatie Sharp Guard overgingen. Het personeel van de Orions - per Orion een bemanning van tien militairen en zes tot acht militairen voor ondersteuning - werd telkens voor een maand uitgezonden. Naast het Nederlandse marinepersoneel voor de Orions, vlogen Nederlandse militairen als radaroperators en luchtgevechtsleiders mee met E-3A AWACS-toestellen (Airborne Warning And Control System), die evenals de Orions het scheepvaartverkeer observeerden. Eén van de Orion-patrouillevliegtuigen werd vooruitlopend op de opschorting van de operatie al op 2 april 1996 teruggetrokken.

Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Deelnemende landen: 14
 
             
 
België
 
Canada
 
Denemarken
 
Duitsland
 
Frankrijk
 
Griekenland
 
             
 
Groot Brittanië
 
Italië
 
Nederland
 
Noorwegen
 
Portugal
 
Spanje
 
                     
 
Turkije
 
Verenigde Staten