UNITED NATIONS INTERIM ADMINISTRATION MISSION IN KOSOVO

(UNMIK)

 

  n  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KOSOVO

UNITED NATIONS INTERIM ADMINISTRATION MISSION IN KOSOVO (UNMIK)

Duur: 31 augustus 1999 – 31 juli 2000
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Marechaussee, Koninklijke Luchtmacht
Aantal militairen: 2
Dodelijke slachtoffers: geen

Achtergronden

Nadat de KosovoVerificationMission was mislukt deed de internationale gemeenschap vanaf 6 februari 1999 een nieuwe poging de Serviërs en Albanese Kosovaren aan de onderhandelingstafel te krijgen, ditmaal in het Franse Rambouillet. De Serviërs weigerden echter, ondanks de grote druk van zowel de VN als de NAVO,het voorgelegde akkoord te tekenen. Hoewel (of juist: omdat) China en Rusland een resolutie van de Veiligheidsraad blokkeerden, gaf de Noord-Atlantische Raad de secretaris-generaal van de NAVO, Javier Solana, op 22 maart 1999 toestemming om luchtaanvallen uit te voeren op doelen in de Federale Republiek Joegoslavië met het oog op de humanitaire catastrofe die zich aftekende in Kosovo. De Raad stelde Solana overigens op 3° januari al in staat eventueel beperkte luchtaanvallen uit te voeren. De luchtaanvallen moesten een einde maken aan de militaire acties en de etnische zuiveringen door Joegoslavische leger- en politie-eenheden en ongeregelde milities in Kosovo. Alle Joegoslavische militaire en politie-eenheden moesten zich uit Kosovo terugtrekken, waarna de vluchtelingen - onder bescherming van een internationale vredesmacht – zouden kunnen terugkeren. Over de legitimiteit van deze beslissing woedt sindsdien een heftige discussie onder de volkenrechtdeskundigen, die het belang van de soevereiniteit van een staat afwegen tegen de politieke wenselijkheid om in te mogen grijpen in een humanitaire noodsituatie. De luchtaanvallen begonnen op 24 maart 1999 en waren in eerste instantie vooral gericht op de luchtverdedigingssystemen,verbindingscentra en aanvoerlijnen van het Joegoslavische leger. Pas in een later stadium werden ook Joegoslavische politie- en
legereenheden hevig onder vuur genomen. Schepen van de NAVO blokkeerden gedurende de operatie de Joegoslavische havens. De NAVO-acties leken voor de Joegoslavische autoriteiten aanvankelijk slechts het sein om het tempo van de etnische zuivering in Kosovo op te voeren. Uiteindelijk bonden zij echter in. Belgrado ging op 9 juni akkoord met een staakt-het-vuren en de gefaseerde terugtrekking van alle eigen leger- en politie-eenheden uit Kosovo. Operatie Allied Force werd op 20 juni beëindigd. De luchtaanvallen waren al op 10 juni opgeschort - nadat de Joegoslavische leger- en politie-eenheden zich volgens afspraak uit Kosovo hadden teruggetrokken.

Het VN-mandaat en de taken van UNMIK

De Veiligheidsraad besloot op 10 juni 1999 in resolutie 1244 tot een civiele (UNMIK) en een militaire (KFOR) operatie in Kosovo. De United Nations Interim Administration in Kosovo (UNMIK) kende vier pilaren: een interim bestuur, humanitaire zaken, wederopbouw en de opbouw van het overheidsapparaat. Deze taken werden respectievelijk uitbesteed aan de VN,de United Nations High Commissioner for Refugees, de Europese Unie en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). De VN-politie in Kosovo maakte onderdeel uit van het interim bestuur. De VN-politie was verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de oprichting van een Kosovaarse politiemacht.

Het Nederlandse aandeel in de OSCE-missie

Het Ministerie van Defensie stelde van 31 augustus1999 tot 7 maart 2000 kolonel D. van de Berg van de Koninklijke Luchtmacht als liaisonofficier beschikbaar aan het hoofd van de OSCE-missie, de Nederlandse ambassadeur D. Everts.

Het Nederlandse aandeel in het interim bestuur

Kolonel der marechaussee J.F.C.M. Timmermans arriveerde op 11 november 1999 in Kosovo als speciale adviseur van de UNMIK-politiecommissaris. Hij was onder meer belast met het oprichten en opleiden van een Mobiele Eenheid. Daarnaast gaf hij adviezen betreffende de grenspolitie. Kolonel Timmermans keerde 31 juli 2000 terug naar Nederland.

Bron: Ministerie van Defensie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelnemende landen: 57
             
 
Argentinië
 
Bangladesh
 
België
 
Benin
 
Bolivia
 
Bulgarije
 
             
 
Canada
 
Chili
 
Denemarken
 
Dominicaanse Republiek
 
Duitsland
 
Egypte
 
             
 
Estland
 
Fiji
 
Filipijnen
 
Finland
 
Frankrijk
 
Gambia
 
             
 
Ghana
 
Griekenland
 
Groot Brittanië
 
Hongarije
 
Ierland
 
IJsland
 
             
 
India
 
Italië
 
Ivoorkust
 
Jordanië
 
Kenia
 
Kirgizië
 
             
 
Letland
 
Malawi
 
Maleisië
 
Nederland
 
Nieuw Zeeland
 
Niger
 
             
 
Nigeria
 
Noorwegen
 
Oekraïne
 
Oostenrijk
 
Pakistan
 
Polen
 
             
 
Portugal
 
Roemenië
 
Rusland
 
Senegal
 
Slovenië
 
Spanje
 
             
 
Tjechië
 
Tunesië
 
Turkije
 
Verenigde Staten
 
Zambia
 
Zimbabwe
 
   

Zweden

 

 

Zwitserland

 

             
 
Nepal