UNITED NATIONS OPERATION IN MOZAMBIQUE

(UNOMOZ)

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MOZAMBIQUE

United Nations Operation in Mozambique

Duur: 11 augustus 1993 – 16 januari 1995
Krijgsmachtdeel: Koninklijke Landmacht
Aantal militairen: 24

 

Achtergronden

Mozambique kreeg zijn onafhankelijkheid na de Anjerrevolutie, die het oude staatsbestel van de kolonisator Portugal omver gooide. De soevereiniteitsoverdracht vond plaats op 25 juni 1975. De voormalige bevrijdingsbeweging Frelimo nam het bestuur over. De economie stortte echter in elkaar na de vlucht van honderdduizenden Portugezen, die in de koloniale samenleving het hoge en middenkader hadden gevormd. Frelimo was ideologisch gezien marxistisch-leninistisch maar voerde in de praktijk een beleid van gemengde economie. Eén van de bewegingen die zich niet bij Frelimo had aangesloten, Renamo, verzette zich met Zuid-Afrikaanse steun tegen de nieuwe machthebbers. Renamo werd in 1976 opgericht door de Rhodesische veiligheidsdienst, een jaar na de onafhankelijkheid van Mozambique. De "rebellen" vormden onderdeel van de Rhodesische counter-insurgency strategie tegen de gewapende arm van de Zimbabweaanse bevrijdingsbeweging van Robert Mugabe, die vanuit Mozambique mocht opereren. Toen Rhodesië in 1980 veranderde in Zimbabwe werd Renamo overgenomen door het apartheidsbewind in Zuid-Afrika en van daaruit bewapend en bevoorraad - ook toen Zuid-Afrika na ondertekening van het Nkomati akkoord in 1984 had beloofd daarmee op te houden. Renamo wist grote delen van het binnenland te veroveren. Eind jaren tachtig was er sprake van een omslag. Frelimo koos door het economische bankroet van Mozambique, dat in de tweede helft van de jaren tachtig onafwendbaar was geworden, voor invoering van de markteconomie en de meerpartijendemocratie. Frelimo en Renamo voerden sinds 1988 vredesonderhandelingen die een einde aan de zich voortslepende burgeroorlog moesten maken. De oorlog kreeg gaandeweg lokale connotaties mee maar was, in essentie, een geïmporteerde oorlog die aan een miljoen Mozambikanen het leven kostte. De onderhandelingen resulteerden uiteindelijk op 4 oktober 1992 in een Algemeen Vredesakkoord.

 

Het VN-mandaat en de taken van UNOMOZ

De Veiligheidsraad besloot op 16 december 1992 in resolutie 797 de uitvoering van het vredesakkoord te steunen door oprichting van de United Nations Operation in Mozambique (UNOMOZ). De coördinatie van de humanitaire aspecten van de operatie werd in handen gegeven van het United Nations Office for Humanitarian Assistance Coordination (UNOHAC). Het doel van UNOHAC was verzoening tussen de verschillende (bevolkings)groepen te bevorderen en de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden te ondersteunen. Een struikelblok vormden de twee miljoen landmijnen die verspreid lagen over het hele land. Mozambique moest echter op langere termijn zelf voor het mijnenruimen verantwoordelijk worden. De VN besloten tot oprichting van een Mozambikaanse organisatie die dit probleem zou moeten aanpakken en richtten in dit kader een mijnenschool op om de inheemse mijnenruimers op te leiden.

 

Het Nederlandse aandeel in UNOMOZ

De Nederlandse regering kreeg op 24 juni 1993 het verzoek van de secretaris-generaal om een bijdrage te leveren aan het ruimen van de landmijnen in Mozambique. Nederland stelde daarop een groep van elf genisten als mijneninstructeurs beschikbaar voor de duur van
anderhalf jaar. De oprichting van een Mine Clearance and Training Centre (MCTC) bleek echter gevoelig te liggen in Mozambique. De speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal wenste geen instructeurs aan te stellen zolang Frelimo en Renamo hiermee niet hadden ingestemd. Overigens was die vertraging kenmerkend voor het gehele vredesproces, dat in 1993 weinig voortgang boekte. Desondanks vertrokken op 11 augustus 1993 luitenant-kolonel A. van der Veen en sergeant-majoor J.G. Meeussen als kwartiermakers naar Mozambique. Bij aankomst bleek er niets op papier te staan en geen geld beschikbaar te zijn. Zolang formele goedkeuring voor het MCTC uitbleef, schreven de beide Nederlanders maar aan het oprichtingsdocument, de vaste order en de cursussyllabi. Frelimo en Renamo keurden pas op 2 november 1993 de oprichting van een MCTC goed. Een dag later fiatteerden de VN het projectplan voor het MCTC, maar toen wierp de Nederlandse regering een blokkade op. Zolang andere landen zich niet bereid toonden instructeurs uit te zenden, zouden de overige negen Nederlanders niet vertrekken. Uiteindelijk stelden Bangladesh en Nieuw-Zeeland eind november personeel beschikbaar. De negen Nederlanders arriveerden op 16 december 1993 in Mozambique. Kort daarvoor was een locatie in de omgeving van de stad Beira als vestigingsplaats van de mijnenschool aangewezen. Op dit terrein stonden, naast een schamele woning, enkele gebouwtjes waarvan alleen de muren nog resteerden. Van plannen om het geheel te repareren kwam niets terecht. Toen luitenant-kolonel Van der Veen en sergeant-majoor Meeussen na zes maanden werden afgelost door respectievelijk luitenant-kolonel E. Haar en sergeant-majoor J.G.M. Jongbloed was de eerste cursus dan ook nog niet gestart. Luitenant-kolonel Haar moest evenals zijn voorganger constateren dat de logistieke ondersteuning en aansturing van UNOMOZ ernstig tekort schoten. De VN konden eenvoudige uitrustingsstukken zoals knijptang, kwast, troffel, afzettape, piketten en mijnenprikkers evenals de onontbeerlijke mijndetectors niet leveren. Nederland leverde desgevraagd zestien detectors. De overige uitrustingsstukken kocht het personeel van de mijnenschool in Zimbabwe. Een ander probleem was het ontbreken van oefenmijnen. Frelimo was bereid een klein aantal scherpe mijnen te leveren, die na verwijdering van de ontsteker voor oefenmijnen moesten doorgaan. Het Amerikaanse mijnenruimbedrijf Ronco stelde enige ruimte beschikbaar op zijn eigen terrein, zodat de eerste cursus op 3 april van start kon gaan. Het streven was in acht maanden, nog vóór de afloop van het mandaat eind januari 1995, minstens 450 Mozambikanen op te leiden. Om dit te bereiken werden de klassen in juli 1994 verdubbeld tot zestig cursisten. Uiteindelijk volgden 570 Mozambikanen een opleiding tot mijnenruimer. Voordat de lessen waren begonnen, moest overigens ook nog worden bepaald welke mijnenruimmethode zou worden onderwezen. De VN, maar ook de plaatselijke directeur van Ronco, stelden dat in de lessyllabi de nadruk teveel lag op operationeel in plaats van humanitair mijnenruimen. De eerste methode wordt toegepast in oorlogstijd en dus onder vijandelijk vuur. De snelheid en niet de nauwkeurigheid waarmee de mijnen worden geruimd, staat hier voorop. Bij humanitair ruimen daarentegen moeten álle mijnen in een gebied worden geruimd. Eerst daarna wordt het gebied vrijgegeven aan de lokale bevolking om het weer te bebouwen of te bewonen. Ter voorkoming van verdere vertraging in het programma pasten de Nederlandse instructeurs de cursussyllabi aan. De methode van Norwegian People
Aid alsmede de Cambodjaanse ervaringen van sergeant-majoor Jongbloed vormden hiervoor de basis. Al snel bleek dat de eerste opgeleide Mozambikaanse mijnenruimers niet aan de slag konden. De VN hadden niet voorzien in een organisatie die het mijnenruimen in de praktijk zou uitvoeren. UNOMOZ verplaatste de school bovendien in augustus van Beira naar het afgelegen plaatsje Tete in het binnenland, zéér tegen de zin van de negen nieuwe Nederlandse instructeurs, die in juni waren gearriveerd. De mijnenschool kon in Beira gebruik maken van de faciliteiten van het Italiaanse veldhospitaal, in Tete was alleen een Botswaanse verpleger. De snelle afvoer van gewonden na een onverhoopt mijnincident was daardoor onmogelijk. Luitenant-kolonel Haar werd in augustus als hoofdinstructeur opgevolgd door luitenant-kolonel J.A.F. van Geenen. De negen genisten gingen op 15 december 1994 huiswaarts, op 16 januari 1995 gevolgd door Van Geenen en sergeant-majoor A. de Vries. Twee weken later liep het mandaat van UNOMOZ af.

 

Commandanten mijnenschool


lkol A. van der Veen (11 augustus 1993 - 24 februari 1994)
lkol E. Haar (24 februari 1994 - 11 augustus 1994)
lkol J.A.F. van Geenen (11 augustus 1994 - 16 januari 1995)

Bron: Ministerie van Defensie
Boek Van Korea tot Kosovo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deelnemende landen: 38
             
 
Argentinië
 
Australië
 
Bangladesh
 
Botswana
 
Brazilië
 
Canada
 
             
 
China
 
Egypte
 
Ghana
 
Guinnee Bissau
 
Guyana
 
Hongarije
 
             
 
India
 
Ierland
 
Indonesië
 
Italië
 
Japan
 
Jordanië
 
             
 
Kaap Verdië
 
Maleisië
 
Nederland
 
Nieuw Zeeland
 
Nigeria
 
Noorwegen
 
             
 
Oostenrijk
 
Pakistan
 
Portugal
 
Rusland
 
Spanje
 
Sri lanka
 
             
 
Tjechië
 
Togo
 
Uruguay
 
Verenigde Staten
 
Zambia
 
Zweden
 
   

Zwitserland

 

                 
 
Nepal
 
 
 
 
 
 

 

   
 
  Enkele instructeurs in april 1994 met hun Mozambikaanse leerlingen. Op de voorgrond verschillende soorten mijnen. De cursist linksboven toont een mijnendetector (Foto: NIMH / A. Wever).