EINDEVALUATIE
1. Inleiding
1.1. Escorte zeetransporten
van het WFP
In de periode van maart
tot en met juni 2008 heeft Nederland, op verzoek van het VN World
Food Programme (WFP), een eenheid van de Koninklijke Marine (Hr.Ms.
Evertsen) ingezet voor de bescherming van zeetransporten en humanitaire
hulpgoederen naar Somalië. Op 25 september 2008 heeft de
SGVN een oproep gedaan aan de lidstaten van de NAVO tot tijdelijke
bescherming van WFP zeetransporten naar Somalië. Op 2 oktober
jl. heeft het WFP Nederland rechtstreeks benaderd met een verzoek
om een dergelijke inzet. De Nederlandse regering heeft op 10 oktober
2008 besloten tot inzet van het luchtverdedigings-en commandofregat
(LCF) Hr.Ms. De Ruyter. Hierover heeft op 22 oktober 2009 een
algemeen overleg met de Kamer plaatsgevonden.
1.2. Doelstelling
In deze eindevaluatie
wordt de inzet beschouwd van het Nederlandse fregat Hr.Ms. De
Ruyter voor escorte van zeetransporten voor het WFP nabij Somalië.
De eindevaluatie is gestructureerd op basis van de elementen van
het Toetsingskader. De evaluatie beoogt de uitgangspunten, verwachtingen
en doelstellingen van het regeringsbesluit tot uitzending, zoals
verwoord in de desbetreffende brief (Kamerstuk 29 521 Nr. 84 van
10 oktober 2008), te toetsen aan de praktijk. Hiertoe zal worden
nagegaan welke aspecten van de planning, voorbereiding, uitvoering
en afwikkeling van de missie vanuit het oogpunt van doelmatigheid
en doelgerichtheid hebben voldaan dan wel vatbaar zijn voor verbetering,
om hieruit voor lopende en toekomstige operaties lering te trekken.
Deze eindevaluatie is tot stand gekomen onder gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de ministers van Defensie, van Buitenlandse Zaken en voor
Ontwikkelingssamenwerking.
1.3. Structuur
Deze evaluatie bestaat
uit drie delen. Na hoofdstuk één, de inleiding,
komen in hoofdstuk twee de elementen uit het Toetsingskader aan
de orde. In hoofdstuk drie wordt de evaluatie afgesloten. Ten
slotte volgt een overzicht van de gebruikte afkortingen.
2. Elementen van
het toetsingskader
2.1. Gronden voor
deelname
Somalië wordt
al decennialang geteisterd door instabiliteit en onveiligheid.
Deze situatie treft de Somalische bevolking rechtstreeks, mede
omdat het leveren van humanitaire hulp wordt belemmerd. De toenemende
piraterij langs de Somalische kust verergert deze situatie en
brengt ook de hulpverleners zelf in gevaar. Vanwege het grote
aantal kapingen van schepen in de Somalische territoriale wateren
en op open zee in de regio, hebben hulporganisaties voor transport
van humanitaire hulpgoederen behoefte aan maritieme bescherming.
De aanhoudende
humanitaire nood in Somalië vergt voortdurende aandacht.
Een geïntegreerde aanpak van de problemen in Somalië
door de internationale gemeenschap, waarbij humanitaire, diplomatieke
en militaire inspanningen elkaar ondersteunen en versterken, biedt
de beste mogelijkheid om humanitaire hulp te bieden. Nederland
levert in de eerste plaats een bijdrage aan het lenigen van de
nood in de vorm van financiële steun voor het verstrekken
van humanitaire hulp door daarin gespecialiseerde organisaties.
Op grond van de overtuiging van de noodzaak van een dergelijke
aanpak en de prioriteiten van het Nederlandse Afrikabeleid, heeft
de regering besloten in te gaan op het verzoek van het WFP door
een eenheid van de Koninklijke Marine in te zetten om zeetransporten
van humanitaire hulpgoederen naar Somalië te beschermen tegen
piraterij. De gronden voor deelname blijven ook na beëindiging
van de Nederlandse bijdrage van kracht. Nederland blijft betrokken
bij de humanitaire situatie in Somalië. Tevens steunt Nederland
initiatieven van de EU om tot een meer structurele bestrijding
van piraterij in de Somalische wateren te komen.
2.2. Politieke aspecten
en ontwikkelingssamenwerking
Somalië kampt
al jaren met conflicten en rivaliteit tussen (sub-)clans en belangengroeperingen
onder leiding van elkaar bestrijdende krijgsheren. De situatie
werd in 2005 complexer door de opkomst van de Unie van Islamitische
rechtbanken (UIC) die zich verzette tegen de internationaal erkende
overgangsregering, de Transitional Federal Government (TFG), van
Somalië. De UIC werd steeds invloedrijker in grote delen
van Zuid en Centraal Somalië. Dit gebeurde grotendeels door
het vrijwillig overdragen van het lokaal bestuur aan de UIC. Na
verloop van tijd werd de UIC steeds fundamentalistischer en werd
de vrijheid van de bevolking steeds meer ingeperkt. In de loop
van 2006 groeide de UIC uit tot de grootste gewapende politieke
groepering in Somalië en veroverde grote delen van het land
op de TFG en krijgsheren. In de tweede helft van dat jaar liep
de spanning tussen de UIC en de TFG hoog op. Diplomatieke initiatieven
van de Arabische Liga en de regionale organisatie Intergovernmental
Authority on Development (IGAD) om een politieke oplossing voor
het conflict te vinden, liepen op niets uit. Daarop volgde eind
december 2006 een militaire interventie door Ethiopië en
samen met de TFG verdreven zij in verrassend korte tijd de UIC
uit Zuid en Centraal Somalië. Ethiopië ondersteunt de
TFG omdat het verwacht dat deze de beste kans op duurzame stabiliteit
biedt. De veiligheidssituatie is echter sindsdien door toenemend
verzet van gewapende groeperingen, waaronder islamitische militanten,
verder verslechterd en de TFG heeft vrijwel geen controle over
het kustgebied ten zuiden van Mogadishu, tot aan de Keniaanse
grens. sinds
2007 is de door de VN gemandateerde African Union Mission in Somalia
(AMISOM) missie actief in Somalië. Deze AU-missie is bedoeld
om de instituties van de Somalische TFG te beveiligen en Somalische
veiligheidstroepen te trainen. Nederland steunt AMISOM in multilateraal
kader via onder andere de Africa Peace Facility (APF) van de EU.
Eind 2007 heeft de Somalische president Yusuf een nieuwe premier
benoemd, Nur Hassan
Hussein, ook Nur Adde genoemd. De TFG is begin 2008 gesprekken
begonnen met een belangrijk deel van de oppositie die is verenigd
in de Alliance for the Re-Liberation of Somalia (ARS), waarvan
de gematigde tak van de UIC deel uitmaakt. Onder auspiciën
van de Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN voor Somalië,
Ould Abdallah, sloten TFG en ARS op 19 augustus 2008 een vredesakkoord
te Djibouti. Het vredesakkoord heeft geleid tot de terugtrekking
van de Ethiopische troepen. Dit is gepaard gegaan met een toename
van de activiteiten van gewapende facties waaronder de radicale
islamitische groepering Al Shabaab. Het vredesakkoord heeft niet
geleid tot een wezenlijke wijziging in de situatie in Somalië.
Mede hierom heeft de VN het mandaat van AMISOM verlengd tot februari
2009.
Het fragiele staatsbestel van Somalië, waardoor corruptie
en criminaliteit hoogtij kunnen vieren, is er mede debet aan dat
de piraterij voor de Somalische kust nog immer welig tiert, zoals
de VN-veiligheidsraad in de eerder genoemde resoluties signaleert.
De humanitaire situatie in Somalië, dat al jaren tot de minst
ontwikkelde landen ter wereld behoort, is de laatste tijd sterk
verslechterd. Vanwege het aanhoudende geweld, de structurele droogte
en de hoge voedselprijzen in Zuid-en Centraal-Somalië is
het aantal ontheemden enorm toegenomen. Momenteel zijn daar 2,4
miljoen mensen afhankelijk van voedselhulp. Door de slechte veiligheidssituatie
is de humanitaire toegang echter verder verslechterd. Het WFP
ondervindt zowel bij zee-als bij landtransporten problemen. Behalve
dat in 2008 vijf door het WFP ingehuurde chauffeurs door geweld
om het leven kwamen, werd op 18 augustus jl. een WFP-stafmedewerker
ontvoerd en vervolgens vermoord. Verder kwam er een bom tot ontploffing,
nabij het WFP-kantoor in Merca, vlakbij de haven.
2.3. Rechtsgrondslag
en mandaat
Aanleiding voor deze
nationale missie was een verzoek van het WFP om te voorzien in
escorte van WFP schepen in de wateren van en in de nabijheid van
Somalië. De VN-Veiligheidsraad heeft met de Resoluties 1772
van 20 augustus 2007 en 1801 van 20 februari 2008, 1814 van 15
mei 2008 en 1838 van 7 oktober 2008 de lidstaten opgeroepen tot
escorte van WFP zeetransporten. Vanaf november 2007 verzorgde
Frankrijk een dergelijk escorte, daarna heeft Denemarken vanaf
begin februari 2008 deze taak op zich genomen tot begin april
2008. Na het beëindigen van de missie van Hr.Ms. Evertsen
in juni 2008 werd de escortetaak overgenomen door Canada. Vanaf
oktober 2008 heeft Hr.Ms. De Ruyter de escortetaken overgenomen.
De verwachting bestond toen dat de EU eind 2008 een maritieme
EVDB-missie zou aanvangen aan welke Hr.Ms. De Ruyter haar taak
zou kunnen overdragen. Dit is ook zo gerealiseerd. Het operatiebevel
voor de inzet van de Hr.Ms De Ruyter stelde dat het schip niet
zou worden ingezet voor andere taken in nationaal of internationaal
verband gedurende de inzetperiode. Ook hieraan is voldaan. Het
optreden van VN-lidstaten tegen piraterij op open zee vindt zijn
rechtsbasis in het internationale recht, in het bijzonder in het
VN-Zeerechtverdrag. Voor het optreden tegen gewapende overvallen
in de Somalische territoriale wateren, binnen twaalf nautische
mijlen van de kust, was een bilaterale overeenkomst gesloten met
de TFG, ten behoeve van de inzet van Hr.Ms. Evertsen. Voor de
inzet van Hr.Ms. De Ruyter in de Somalische territoriale wateren
is door de TFG op 20 oktober 2008 opnieuw toestemming verleend.
Vanaf 2 juni 2008 bood daarnaast VN Veiligheidsraad resolutie
1816 een rechtsbasis voor optreden tegen piraten in de Somalische
territoriale wateren. Om het mogelijk te maken dat Nederlandse
militairen aan boord van de te begeleiden WFP-schepen bescherming
konden bieden zijn verdragen gesloten met de vlagstaten van de
desbetreffende schepen, in de vorm van Exchanges of Letters (EoL).
Het mandaat bleek in de praktijk voor Hr.Ms. De Ruyter duidelijk
en uitvoerbaar te zijn.
2.4. Deelnemende
landen
De inzet van Hr.Ms.
De Ruyter ten behoeve van het beschermen van WFP-zeetransporten
nabij Somalië was een nationale operatie. Hr.Ms. De Ruyter
opereerde dan ook geheel zelfstandig. In hetzelfde operatiegebied
waren NAVO-en Amerikaanse schepen actief alsmede een Russisch
en een Indiaas marineschip. Hr.Ms. De Ruyter onderhield contact
met deze eenheden ter de-conflictering. Bij de voorbereiding en
uitvoering van deze missie heeft Nederland voortgebouwd op de
opgedane ervaringen van Hr.Ms. Evertsen.
2.5. Invloed
Nederland was zelf
volledig verantwoordelijk voor de wijze waarop de operatie werd
uitgevoerd en aangestuurd. Hierbij heeft nauwe afstemming plaatsgevonden
met het WFP.
2.6. Militaire aspecten
2.6.1 Militaire
opdracht
De militaire opdracht
van Hr.Ms. De Ruyter was als volgt geformuleerd: "escorteer
en voer taken uit ter bescherming van WFP-schepen, binnen en buiten
de territoriale wateren van Somalië, teneinde de aanvoer
van humanitaire hulpgoederen uit Mombasa (Kenia), Djibouti (Djibouti)
of andere havens in de regio naar Mogadishu (Somalië) of
andere havens aan de kust van Somalië zeker te stellen".
In de praktijk van de uitvoering van haar taak bleek deze militaire
opdracht voor Hr.Ms. De Ruyter voldoende helder te zijn geformuleerd.
Ten aanzien van de opdracht bestonden er geen onduidelijkheden.
2.6.2 Opstelling
van de conflictpartijen
Somalië kent een
zeer instabiele politieke-en veiligheidssituatie. De omvang en
kwaliteit van de Somalische kustwacht is zeer beperkt. Hoewel
de deelgebieden Somaliland en Puntland over enige vorm van kustwacht
beschikken, is deze niet voldoende toegerust om de piraterij naar
behoren te kunnen bestrijden. Langs de ruim 3000 kilometer lange
kust van Somalië houden zich ten minste vier piratengroepen
op. Deze groepen zijn georganiseerd langs stam-en clanlijnen en
worden geleid door krijgsheren, corrupte zakenlieden en lokale
bestuurders. De piraten overvallen schepen met als hoofddoel losgeld
te krijgen voor de schepen en hun bemanning. De piraten zijn over
het algemeen goed georganiseerd vanuit hoofdkwartieren op het
vasteland. Om ver uit de kust te kunnen opereren maken ze steeds
vaker gebruik van grotere moederschepen die kleinere snelle schepen
te water kunnen laten waarmee de daadwerkelijke aanvallen plaatsvinden.
Ten behoeve van het aanvallen van schepen beschikken de piraten
tevens over communicatieapparatuur, radarapparatuur, handvuurwapens,
automatische wapens en raketwerpers. De piraten proberen met ladders
aan boord te komen van de te kapen schepen, waarbij ze het gebruik
van geweld, soms zelfs dodelijk, niet schuwen. Vanaf midden 2005
zijn er ten minste zes VN-schepen aangevallen of gekaapt. Na twee
kapingen van WFP-schepen heeft het WFP in 2005 de aanvoer van
humanitaire hulpgoederen overzee tijdelijk opgeschort. In 2007
werd de aanvoer hervat, maar in dat jaar zijn er weer drie schepen
overvallen. Hierbij is één VN-medewerker omgekomen.
Dit incident, de kaping van het door het WFP gecharterde schip
M.V. Rozen, en de forse toename van het aantal piraterijincidenten
voor de kust van Somalië heeft uiteindelijk geleid tot formele
WFP-verzoeken om escorte op zee aan een aantal VN-lidstaten, waaronder
Nederland. Tijdens de uitvoering van escortes door Hr.Ms. De Ruyter
hebben zich geen incidenten of daden van piraterij voorgedaan
tegen het fregat zelf of tegen schepen die het fregat escorteerde.
2.6.3 Het vereiste
militaire vermogen
Het WFP transporteerde
gemiddeld twee keer per maand vanuit Mombasa of Djibouti humanitaire
hulpgoederen naar Mogadishu of andere Somalische havens. Het escorteren
van een WFP-schip nam heen en terug gemiddeld een week in beslag.
Het inzetten van één escorteschip was voldoende
om alle geplande WFP-transporten te escorteren. Het is ook mogelijk
gebleken om meerdere schepen tegelijk te escorteren. Hr.Ms. De
Ruyter had een bemanning van ca. 170 militairen. Het schip beschikte
over de organieke sensoren en bewapening, aangevuld met extra
klein kaliber mitrailleurs voor de nabijbeveiliging en extra nachtzicht-en
infrarood apparatuur voor de detectie van kleine piratenbootjes
(skiffs) op korte afstand. Het schip ontbeerde -in tegenstelling
tot de inzet van Hr.Ms. Evertsen-een boordhelikopter van het type
Westland Lynx. Het zeer beperkt aantal inzetbare Lynx-helikopters,
in samenhang met een prioriteitsstelling, was reden voor deze
beslissing. Uit ervaringen opgedaan met de eerdere inzet van Hr.Ms.
Evertsen, en bevestigd door ervaringen van Franse en Deense marineschepen
die voor WFP-escortes waren ingezet, bleek de beschikbaarheid
van een boordhelikopter geen absolute vereiste voor de uitvoering
van de missie. Op voorhand was onderkend dat het ontbreken van
de boordhelikopter weliswaar tot een degradatie van de waarnemingscapaciteit
van de Hr.Ms. De Ruyter zou leiden, doch dat dit onder de specifieke
operationele omstandigheden acceptabel was. Tevens waren een eenheid
van de Unit Interventie Mariniers (UIM) en een tolk aan het schip
toegevoegd. De UIM vormde samen met leden van de bemanning van
Hr.Ms. De Ruyter een Force Protection Team (FPT). Dit team droeg
zorg voor de rondombeveiliging aan boord van de te escorteren
schepen, mits hierover overeenstemming met de vlagstaat was bereikt.
De tolk werd ingezet voor de contacten met lokale schepen en autoriteiten
van de Somalische havens. Hr.Ms. De Ruyter was op logistiek gebied
zelfvoorzienend tijdens de escortes. Met de toegewezen middelen
was Hr.Ms. De Ruyter in staat om, indien nodig, flexibel en proportioneel
op te treden in alle lagen van het geweldsspectrum. Gedurende
de inzet bleek dat de aanwezigheid van het fregat voldoende was
om pogingen tot geweld tegen de geëscorteerde WFP-schepen
te voorkomen. De herbevoorrading vanuit Nederland verliep naar
behoren.
2.6.4 Wijze van
optreden
De WFP-schepen werden
door Hr.Ms. De Ruyter geëscorteerd van Mombasa, Dar-es-Salam
of vanuit volle zee tot Mogadishu of Merka. Tijdens de transit
was aan boord van het WFP-schip een FPT geplaatst voor de nabijbeveiliging
van het schip. Bij de escorte van één schip kon
geen FPT aan boord geplaatst worden omdat er geen overeenkomst
met de vlagstaat tot stand kwam. Bij dit schip vond slechts escorte
plaats. Als het WFP-schip een haven naderde, ging het FPT over
in Rigid Hull Inflatable Boats (RHIB's) van Hr.Ms. De Ruyter voordat
het schip de haven binnenliep. Het fregat en het FPT bleven in
de directe nabijheid van het schip totdat de beveiliging was overgenomen
door derden. Bij Mogadishu waren dat eenheden van AMISOM, bij
Merka was dat een met het WFP samenwerkende lokale militie. Schepen
die, na het lossen, vanuit Mogadishu vertrokken en waaraan door
het WFP een escortegarantie was gegeven, werden door Hr.Ms. De
Ruyter terug naar Mombasa geëscorteerd. Het WFP gaf een escortegarantie
aan beladen schepen en aan schepen die na het lossen weer voor
het WFP gingen varen. De werkwijze was succesvol. Alle escortes
zijn zonder incidenten verlopen en alle hulpgoederen zijn aangekomen
in de havens van bestemming in Somalië. Wel is gebleken dat
het be-en ontladen van WFP-schepen een onvoorspelbare duur had
zodat een lange-termijn planning voor toekomstige WFP-escortes
welhaast onmogelijk werd. In totaal heeft Hr.Ms. De Ruyter gedurende
de inzetperiode acht WFP-escortes uitgevoerd te weten zeven keer
naar Somalië en eenmaal vanuit Somalië. Daarnaast zijn
drie niet-WFP gerelateerde escortes uitgevoerd waaronder die van
het onder Nederlandse vlag varende M/V Jumbo Javelin. In totaal
is 59.405 ton hulpgoederen afgeleverd in Somalië. Dit is
voldoende om ca. 300.000 mensen een jaar van voedsel te voorzien.
De escorte van de drie non-WFP schepen vond plaats ná afloop
van de operationele inzet voor WFP en conflicteerde dan ook niet
met de escortes voor het WFP. Aan deze inzet waren geen additionele
kosten verbonden, omdat Hr.Ms. De Ruyter toch al in dezelfde richting
zou varen. Bij de uitvoering van de missie is gebruik gemaakt
van de eerdere ervaringen van Hr.Ms. Evertsen bij haar inzet t.b.v.
WFP in 2008.
2.6.5 Geweldsinstructie
Door de Commandant
der Strijdkrachten (CDS) zijn op basis van de VN Veiligheidsraadresoluties
en het internationale recht Rules of Engagement (ROE) opgesteld
voor deze missie. De ROE waren toegespitst op zowel bescherming
tegen piraterij buiten de territoriale wateren als op bescherming
tegen gewapende overvallen binnen de territoriale wateren van
Somalië. De ROE boden voldoende mogelijkheden voor zelfbescherming
en voor het uitvoeren van de opgedragen taken. Op basis van de
ROE is een geweldsinstructie voor de gehele bemanning uitgegeven
en is een commandantenkaart uitgegeven waarin de delegatie van
de geweldsautoriteit aan ondercommandanten en manschappen was
weergegeven. Tijdens de uitvoering van escortetaken heeft Hr.Ms.
De Ruyter geen gebruik hoeven te maken van haar geweldsbevoegdheden.
Een punt van aandacht betreft de vraag hoe om te gaan met detentie
en vervolging dan wel overdracht van piraten. Nederland zet zich
in om hiervoor zoveel mogelijk in internationaal verband regelingen
te treffen.
2.6.6 Bevelsstructuur
Aangezien Hr.Ms. De
Ruyter in het kader van een nationale missie werd ingezet viel
het fregat rechtstreeks onder de nationale bevelsstructuur en
is het door het Defensie Operatie Centrum (DOC) aangestuurd. De
CDS heeft te allen tijde Full Command over het fregat gehad. Het
Commando Zeestrijdkrachten was als Coördinerend OPCO verantwoordelijk
voor de logistieke instandhouding. De verantwoordelijkheid bij
het WFP voor Somalië lag bij de Country Director in Nairobi,
Kenia. Hier werden de schepen gecharterd en vanuit Nairobi werden
tevens de contacten onderhouden met reders en eigenaren. Coördinatie
van het transport en de belading van hulpgoederen werd verzorgd
door WFP Logistic Officers in Mombasa. Hr.Ms. De Ruyter had rechtstreeks
contact met Nairobi voor de planning van de escortes en met de
kapiteins van de WFP-schepen voor de uitvoering. Het vrijwel dagelijkse
contact tussen het operatiegebied en Nederland verliep vlot en
effectief. Op uitvoeringsniveau moest Hr.Ms. De Ruyter haar best
doen de belangen en procedures van reders/eigenaren, het WFP en
(lokale) autoriteiten te deconflicteren. Alle actoren hadden elk
hun eigen belangen en gebrek aan vaste procedures voor het transport
en de overslag zorgden voor verstoringen in de planning. Continu
intensief overleg met alle belanghebbenden heeft er uiteindelijk
toe geleid dat alle noodzakelijke escortes veilig en binnen de
gestelde duur van de missie zijn uitgevoerd. Een andere complicerende
factor betrof de totstandkoming van verdragen (verdragen met de
TFG en overeenkomsten met de vlagstaten van te escorteren schepen).
Het voorbereidingsproces vergde veel capaciteit in Den Haag en
op de betrokken ambassades.
2.7. Risico's
Voor vertrek van Hr.Ms.
De Ruyter is door de MIVD een dreigingappreciatie opgesteld, gebaseerd
op eigen bronnen en de eerdere ervaringen met de inzet van Hr.Ms.
Evertsen. De dreiging van geweld door piraten tegen het fregat
en de geëscorteerde schepen werd als laag ingeschat. Risico's
werden onderkend op medisch gebied. Eerstelijns medische verzorging
aan boord was voorhanden, voor tweede-en derdelijns verzorging
moest worden teruggevallen op faciliteiten aan de wal omdat aan
boord geen operatiekamerfaciliteit is. Gezien de uitgestrektheid
van het operatiegebied was het niet altijd mogelijk om snelle
afvoer naar de wal te garanderen. Dit risico werd vergroot door
het ontbreken van de boordhelikopter. Tenzij de escorte van een
WFP-schip zou worden onderbroken om een patiënt naar een
walfaciliteit over te brengen, was Hr.Ms. De Ruyter afhankelijk
van externe transportmogelijkheden. Dit risico is zoveel mogelijk
ondervangen door waar mogelijk extra en uitgebreide medische voorraden
in te nemen en nadrukkelijk de positie van schepen met helikoptertransportcapaciteit
te monitoren. Er hebben zich gedurende de inzet van Hr.Ms. De
Ruyter geen veiligheidsincidenten of medische calamiteiten voorgedaan.
Wel heeft het medisch team van het schip éénmalig
assistentie verleend aan boord van een geëscorteerd schip;
de patiënt bleek bij aankomst van het medisch team reeds
overleden aan een hartfalen.
2.8. Geschiktheid
Hr.Ms. De Ruyter is
uitstekend in staat gebleken de escorte-operatie uit te voeren
zoals verlangd door het WFP. Bij vertrek uit Den Helder op 15
september 2008 voor deelname aan Standing NATO Maritime Group
1 (SNMG1) in de oostelijke Middellandse Zee was nog niet duidelijk
dat Nederland een fregat zou leveren ter bescherming van WFP-zeetransporten.
Tijdens de voorbereiding voor inzet in het hoge deel van het geweldsspectrum
moest flexibel worden omgeschakeld naar de voorbereiding voor
de escortetaken voor het WFP. Op 3 oktober 2008 is Hr.Ms. De Ruyter
uit SNMG1 onttrokken in voorlopige anticipatie op het regeringsbesluit
tot deelname aan de escortetaak ten behoeve van het WFP. Vervolgens
heeft Hr.Ms. De Ruyter onderweg naar het missiegebied een intensieve
missie-specifieke training uitgevoerd. Hr.Ms. De Ruyter is in
staat gebleken de omschakeling van oefenen in het hoge deel naar
uitvoering in het lage deel van het geweldsspectrum flexibel te
kunnen uitvoeren.
2.9. Duur van de
deelname
In de Artikel 100 brief
van 10 oktober 2008 deelde de regering mee dat de duur van de
deelname gold van de tweede helft van oktober tot medio december
2008. Een langere inzet was niet wenselijk in verband met het
vaarprogramma van het fregat waarbij onder andere rekening gehouden
moest worden met het geplande programma voor 2009. Voorts speelde
een rol dat het merendeel van de bemanning de kerstperiode 2007
al aan boord had doorgebracht tijdens inzet voor de kust van Libanon
(UNIFIL-MTF). De einddatum voor de inzet van Hr.Ms. De Ruyter
was daarom gesteld op 20 december 2008. In september 2008 had
de EU besloten tot de instelling van een coördinatiestructuur
("EU NAVCO") als bemiddelaar tussen rederijen en nationale
maritieme inzet. Ten tijde van het Regeringsbesluit van 10 oktober
2008 bestond de verwachting dat de EU de verantwoordelijkheid
voor het escorteren van WFP-schepen per eind 2008 op zich zou
nemen in een volwaardige EVDB-operatie. Op 13 december 2008 is
de EVDB-operatie EUNAVFOR "ATALANTA" operationeel geworden
en heeft Hr.Ms. De Ruyter haar taken overgedragen aan het Griekse
vlaggenschip van ATALANTA; HS Psara. Aan boord van HS Psara bevinden
zich drie Nederlandse marinepersoneelsleden als liaison en ter
voorbereiding op de Nederlandse inzet in EUNAVFOR later dit jaar,
waartoe de
regering op 19 december 2008 besloot.
2.10. Financiën
De additionele uitgaven
gemoeid met de inzet van Hr. Ms. De Ruyter bij de escorte van
WFP zeetransporten nabij Somalië waren bij een inzetduur
van twee maanden geraamd op € 1,3 miljoen. Hierbij is rekening
gehouden met inverdieneffecten doordat geplande activiteiten geen
doorgang vonden. De eindrealisatie van de missie is uitgekomen
op € 1,28 miljoen en wordt verrekend met de Homogene Groep
Internationale Samenwerking (HGIS). Binnen de HGIS komen deze
additionele uitgaven ten laste van het non-ODA budget voor humanitaire
hulp op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
3. Evaluatie
In de periode oktober
tot en met december 2008 heeft Nederland met de inzet van Hr.Ms.
De
Ruyter een waardevolle bijdrage geleverd aan de maritieme beveiliging
van humanitaire
hulptransporten van het WFP overzee naar Somalië. De inzet
van Hr.Ms. De Ruyter heeft het WFP in staat gesteld zijn hulpverleningswerk
in Somalië voort te zetten. Bij de planning en aansturing
van de operatie hebben zich geen noemenswaardige incidenten voorgedaan.
Nadat het politieke besluit tot inzet was genomen, is de militaire
besluitvorming en bevelvoering voortvarend verlopen zodat het
schip met duidelijke instructies, opdracht en mandaat aan haar
missie kon beginnen. Hr.Ms. De Ruyter moest gedurende de geplande
reis in het kader van SNMG-1 omschakelen van de SNMG-rol naar
de rol als escorteschip in een humanitaire missie. Deze omschakeling
is goed verlopen. Gebleken is dat het schip gedegen was voorbereid
om deze missie te kunnen uitvoeren. Er hebben zich geen noemenswaardige
problemen voorgedaan. Er is weloverwogen besloten de Hr.Ms. De
Ruyter voor deze specifieke missie niet uit te rusten met een
boordhelikopter. Het ontbreken van een boordhelikopter heeft geleid
tot verminderde waarnemingscapaciteit voor de lange afstand. Ook
was mogelijkheid om bij een medische noodsituatie patiënten
af te voeren, beperkter. Overigens hebben medische noodsituaties
zich niet voorgedaan. Door het uitvoeren van deze missie heeft
het schip een nuttige bijdrage geleverd aan de activiteiten van
het WFP. Daarnaast zijn waardevolle ervaringen opgedaan, die vooral
op het militair tactisch/technische vlak liggen. Deze Lessons
Learned zijn binnen de organisatie uitgezet, waarmee de opgedane
ervaring wordt geborgd. Procedures en draaiboeken zijn of worden
geactualiseerd voor toekomstig gebruik, waaronder de inzet van
een eenheid van de Koninklijke Marine als stafschip in EUNAVFOR
"ATALANTA" in de loop van 2009, en een inzet in het
kader van de NAVO operatie "ALLIED PROTECTOR" voor de
kust van Somalië in 2009.
|